Psalms 119:94

/lamed/ Onderwijs van de Herder

De letter lamed is een afbeelding van een (herders)staf. Voor de schaapherder is het een stok met een gebogen uiteinde; voor een ossenherder is het een stok met een scherp uiteinde, een prikkel (vgl. Hd 26:14). Ze worden allebei gebruikt om de dieren mee te sturen. Lamed is verwant met lamad, dat ‘leren’, ‘onderwijzen’ betekent.

De lamed is de enige letter die de bovengrens van de andere letters overschrijdt. Dat spreekt van onderwijs van bovenaf. De herder onderwijst zijn schapen met behulp van zijn staf. Onze Herder is de hemelse Herder. Het onderwijs van onze hemelse Herder geeft nieuw leven (Ps 119:93; vgl. 1Pt 1:23; Jk 1:18; Jh 3:3; 5; Ez 36:26-27). Het geeft ook standvastigheid. De eerste drie verzen van dit couplet (Ps 119:89-91) zijn een lofprijzing en spreken drie keer van vaststaan. Dit geldt ook voor ons (1Ko 15:58).

Het Woord van God is geen voorbijgaand Woord. Het is eeuwig (Ps 119:89). Het Woord staat namelijk “vast in de hemel”, dat wil zeggen dat het daar gesteld is. Het is hemels van karakter. Nooit zal het de mens en de duivel lukken het aan te tasten, want het Woord is vast verankerd in de hemel. Pogingen daartoe zijn en worden vaak ondernomen, maar ze zijn nooit geslaagd en zullen ook nooit slagen. Elke belofte zal tot op de letter worden vervuld (Lk 21:33).

De duivel heeft geprobeerd om twijfel over het Woord te zaaien bij de zondeval (Gn 3:1) en bij de verzoeking in de woestijn (Mt 4:1-11). De mens heeft het ook geprobeerd door aan het Woord van God iets af te doen – zoals de sadduceeën – of er iets aan toe te voegen – zoals de farizeeën. In onze tijd zien we de pogingen om iets van het Woord af te doen in de moderne theologie en de evolutieleer – de hedendaagse sadduceeën – of iets aan het Woord toe te voegen in de leringen van mensen – de hedendaagse farizeeën.

Gods trouw eindigt ook nooit, maar “duurt van generatie op generatie” (Ps 119:90; vgl. Ps 90:1-2). Hier gaat het om de trouw van God ten opzichte van de schepping. Die trouw bewijst Hij aan elke generatie zolang de aarde, die door Hem is gegrondvest, blijft bestaan. Dit is een grote bemoediging voor elke nieuwe generatie. Dit mag elke generatie aan de volgende generatie doorgeven.

De trouw van God is zichtbaar bij de onwankelbaarheid van de aarde, die door de Heer Jezus is gegrondvest. Dezelfde trouw is zichtbaar bij het Woord van God. De hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar het Woord zal altijd worden vervuld (Mt 5:18; Mt 24:35). Onze vastigheid is in de Heer Jezus, onze Rots, want Hij “is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid” (Hb 13:8).

De gelovige kan dat zien aan de hemel en de aarde, die door God geschapen zijn (Ps 119:91). Ze zijn naar Zijn wil geschapen (Op 4:11), en volgens Zijn bepalingen blijven ze tot op de dag van vandaag staan waar Hij ze heeft geplaatst. En ze zijn daar als Zijn dienaren, ze dienen Hem in het doel waarvoor Hij hen heeft gemaakt op de plaats waar Hij hen heeft gesteld. Dit houdt een bemoediging in voor ons als leden van het lichaam van Christus, Zijn gemeente. We mogen Hem en elkaar dienen, want daarvoor heeft Hij ons gemaakt met de talenten die Hij ons heeft gegeven.

Midden in alle ellende is de wet van de HEERE de bron van blijdschap van de beproefde gelovige geweest (Ps 119:92). Dit wordt door de Heer geïllustreerd in de gelijkenis van de zaaier. Verdrukking en vervolging maken openbaar dat het hart van iemand oppervlakkige grond kan zijn, waarin het zaad geen wortel heeft kunnen schieten (Mt 13:20-21). Het is iemand die zich niet in het Woord verblijdt en niet bestand is tegen de ellende van verdrukking en vervolging.

Omdat de wet de bron van vreugde van de rechtvaardige is geweest, is hij niet vergaan, maar staande gebleven in de ellende. De wet, de thora, heeft hier de betekenis van ‘onderwijs van het Woord van God’. Omdat Christus het centrum van de Schrift, van het onderwijs is (Jh 5:39), is Hij feitelijk de bron van blijdschap. De rechtvaardige die blij kan zijn, terwijl hij in ellende is, ervaart de waarheid van het woord: “De vreugde van de HEERE, dat is uw kracht” (Ne 8:11b).

De rechtvaardige zal de bevelen van de HEERE, die eeuwig vast zijn in de hemel, zoals hij aan het begin van dit couplet heeft gezegd (Ps 119:89), “voor eeuwig niet vergeten” (Ps 119:93). De reden daarvan is dat hij daaraan zijn leven te danken heeft. De HEERE heeft hem door Zijn bevelen levend gemaakt (1Pt 1:23). De woorden van Christus, de eeuwige Zoon van God, “zijn geest en zijn leven” (Jh 6:63b; 68). De gelovige zal de oorsprong van zijn nieuwe leven nooit vergeten. Het zijn woorden die hem het leven hebben gegeven en hem tegelijk ook voortdurend in leven houden.

De rechtvaardige weet dat hij het eigendom van de HEERE is (Ps 119:94). Daarom vraagt hij om verlossing. Hij zegt tegen Hem: “Ik ben de Uwe.” Zo’n intieme uitspraak is uniek in Psalmen. We komen dat vooral tegen in een situatie van de grootste nood. Deze nood blijkt veroorzaakt te zijn door goddelozen, namelijk de antichrist en zijn volgelingen (Ps 119:95; vgl. Op 13:7).

Ook David getuigt van zijn intimiteit met de HEERE als hij zegt: “Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij” (Ps 23:4). Juist in de moeilijke momenten ervaart David de intiemste momenten.

De psalmist herinnert de HEERE als het ware eraan dat Hij daarmee ook de zorg voor hem op Zich heeft genomen. Wij zijn verantwoordelijk om goed te zorgen voor wat ons toebehoort. Dat zien we bij God. Daarom doet de rechtvaardige een beroep op Hem om hem te verlossen. Als extra reden voert hij aan dat hij Gods bevelen heeft gezocht. Daaruit blijkt dat hij werkelijk Gods eigendom is en niet slechts een natuurlijke nakomeling van Abraham.

In de ellende blijft het Woord de bron van blijdschap van de psalmist (Ps 119:92). Door hetzelfde Woord is zijn hart vernieuwd, hij is van boven geboren (Jh 3:3) en heeft nieuw leven ontvangen (Ps 119:93). Hij is het eigendom van de HEERE en daardoor Zijn dienaar geworden (Ps 119:94). Dat is de basis van zijn hulpgeroep of de HEERE hem in zijn grote nood wil verlossen.

Hij vraagt om Gods tussenkomst omdat goddelozen op hem hebben geloerd om hem om te brengen (Ps 119:95). De aanleiding voor hun moordzucht is dat hij op de getuigenissen van de HEERE let en dat in zijn leven laat zien. Daarom vervolgen de goddelozen de rechtvaardige. Dat is begonnen met Kaïn die Abel doodslaat. Het heeft zijn absolute dieptepunt gekregen in de massa van het Joodse volk die om de dood van de Heer Jezus riep, een roep waaraan door Pilatus gehoor is gegeven. In de nabije toekomst zal dit zich herhalen in de vervolging van het gelovig overblijfsel van Israël (Op 12:17).

Alles wat op aarde is gemaakt, heeft een houdbaarheidsdatum (Ps 119:96). Het kan nog zo volmaakt zijn, maar er komt een einde aan (2Pt 3:10; 12). De psalmist heeft dat einde gezien. Zijn geestelijke ogen zijn voor deze realiteit geopend. Hij heeft ook gezien dat alleen het gebod van God “onbegrensd” is, dat er nooit een einde aan komt. Het Woord van God blijft tot in eeuwigheid, evenals wie de wil van God doet (1Pt 1:25; 1Jh 2:17). Zoals een lied zegt: ‘Al wat gedaan wordt uit liefde tot Jezus, dat houdt zijn waarde en zal blijven bestaan.’

Copyright information for DutKingComments