Psalms 12:5-8

Nederlandse verzen (6-7)

De woorden van de HEERE

De stortvloed van goddeloze woorden wordt nu afgesneden en tot zwijgen gebracht door het plotselinge optreden van de HEERE. Hij gaat spreken. Hij reageert op “de verwoesting van de ellendigen en het gekerm van de armen” (Ps 12:6). Hij hoort hun roepen (vgl. Ex 2:24) en staat op. Als Hij opstaat en Zich verhoogt en Zich verheft (Js 33:10), is dat om het kwaad te oordelen en Zijn volk te bevrijden. De goddelozen worden vernederd en weggeblazen en Zijn volk brengt Hij in veiligheid.

De zekerheid van de Godvrezende dat God tussenbeide zal komen, ligt in “de woorden van de HEERE” (Ps 12:7). Hij heeft beloofd dat Hij voor de Zijnen opkomt, en wat Hij zegt, doet Hij ook. Zijn woorden zijn beloften, je kunt erop vertrouwen. Het Oude Testament is vol met beloften die in Christus “ja” en door Hem “amen” zijn (2Ko 1:20). Hier treedt Hij op door te spreken (vgl. Ps 2:5). Daarmee verschrikt Hij de goddelozen.

Als we wijs zijn, zullen we daaraan vasthouden, wat er ook mag gebeuren. Het Woord van God, wat Hij zegt, is het onwankelbare fundament van ons vertrouwen (vgl. Mt 7:24). Het kan gebeuren dat we in omstandigheden komen waardoor ons geloof op de proef wordt gesteld. God gebruikt die omstandigheden om ons te bevrijden van vertrouwen op onszelf. Daarvoor in de plaats wil Hij ons leren steunen op elk woord dat uit Zijn mond komt. Daardoor zullen we zeker leven (Mt 4:4).

Gods woorden “zijn reine woorden”. Ze zijn zonder enige bijbedoeling, volkomen zuiver, zonder enige vermenging, waarachtig en betrouwbaar. De woorden van God zijn net zo zuiver als zilver dat “zevenmaal”, dat wil zeggen volmaakt, “gezuiverd” is. Elke valsheid of huichelachtigheid ontbreekt. Het zijn woorden zonder het bedrog, de vleierij en de dubbelhartigheid waarvan de woorden van de goddelozen doordrenkt zijn. Daarover heeft David in de Ps 12:3-5 gesproken. De woorden van God vormen daarmee het grootst denkbare contrast.

De woorden van de HEERE zijn gelouterd “in een aarden smeltkroes”. De loutering is niet om het zuiverder te maken, maar om aan te tonen dat het volmaakt zuiver is. Er is en wordt geprobeerd het Woord van God uit te roeien door Bijbels te verbranden. Het Woord heeft standgehouden. Er is en wordt geprobeerd het Woord van God ongeloofwaardig te maken door bijbelkritiek. Het Woord heeft de onzinnigheid van de kritiek aangetoond en bewezen tegen alle kritiek bestand te zijn. Filosofie en wetenschap hebben geprobeerd aan te tonen dat Gods Woord niet de waarheid is, bijvoorbeeld door zogenaamd te bewijzen dat de wereld door evolutie is ontstaan. Gods Woord zet hen in hun hemd, want de mens zonder God is een blinde die ook nog eens in het duister rondstapt en rondtast.

Het Woord is in elke denkbare ‘aarden smeltkroes’ geweest en is er telkens even zuiver uitgekomen als het erin is gegaan. De gelovige heeft het ervaren als een volkomen betrouwbaar Woord. In de hitte van de beproeving en de aanvechtingen die daarmee gepaard kunnen gaan, is duidelijk bewezen dat geen enkele lering van de Schrift en geen enkele belofte ook maar iets te lijden heeft gehad door de beproeving en de aanvechting.

Nederlandse verzen (8-9)

Bescherming tegen de goddelozen

In antwoord op de zekerheid van de woorden van God eindigt David zijn roep om verlossing van Ps 12:2 met de zekerheid van de bewaring door God (Ps 12:8). Zoals hij eerder zijn vertrouwen heeft gesteld op God (Ps 11:1), stelt hij nu zijn vertrouwen op Zijn Woord. Hij zegt dat niet alleen met betrekking tot zichzelf, maar ziet de waarheid hiervan voor “hen”, dat zijn alle Godvrezenden. Ongeacht de omstandigheden van het leven zijn de kinderen van God zeker van de speciale bescherming van hun Vader in de hemel.

De goddelozen kunnen de wereld op zijn kop zetten, maar God beschermt de Zijnen “tegen dit geslacht”. Hier zijn de goddelozen nog niet uitgeroeid, zij zijn nog steeds bezig, maar de rechtvaardigen hebben geleerd om hun vertrouwen op God (Psalm 11) en op Zijn woorden (Psalm 12) te stellen (Hd 20:32). “Dit geslacht” zijn de tijdgenoten van David, maar het heeft ook de betekenis van een “ongelovig en verdraaid geslacht” of een “boos en overspelig geslacht” dat er de eeuwen door is (Sp 30:11-14; Mt 17:17; Mt 12:39). Gods bewaring en bescherming gelden niet af en toe of voor een bepaalde periode, maar zijn “voor eeuwig” (vgl. Jh 17:12).

Gods bescherming is een werkelijkheid, ook al draven de goddelozen rond om de Godvrezenden uit te roeien (Ps 12:9). Ze draven rond alsof ze overal heer en meester zijn. Terwijl er “onder de mensenkinderen” slechts weinig trouwe mensen zijn (Ps 12:2), zijn er “onder de mensenkinderen” heel wat die door de goddelozen “verhoogd worden”. De laagste en meest waardeloze mensen onder de goddelozen hebben met vleitaal en hun ellebogen een machtspositie veroverd, waarbij ze ook over lijken zijn gegaan.

We herkennen hen in politici die met zalvende stem zeggen dat het een weldaad is om kinderen in de moederschoot te vermoorden en aan ouderen de mogelijkheid te geven zelfmoord te plegen. Deze politici zijn door het volk gekozen en hebben het mandaat van allen die op hen hebben gestemd. Zij worden op het schild gehesen om deze mooi verpakte, liederlijke zaken aan het hele volk op te leggen.

Het is werkelijk een psalm die “op ‘De achtste’” (Ps 12:1), dat wil zeggen met een lage stem, moet worden gezongen. De ontwikkelingen die David heeft beschreven, geven de ‘koorleden’, die zich hierin herkennen, daartoe alle aanleiding.

Copyright information for DutKingComments