Psalms 127:5

Kinderzegen

In aansluiting op wat al over het gezin is gezegd, gaat het in Ps 127:3 over de waarde en betekenis van de kinderzegen. Kinderen zijn niet alleen een gave van de HEERE, maar ook “het eigendom van de HEERE”. Het Hebreeuwse woord voor “eigendom” wordt elders vertaald met erfdeel. Het is goed om te bedenken dat het erfdeel van de Israëlieten het eigendom van de HEERE blijft (Lv 25:23). De Israëlieten zijn pachters ofwel rentmeesters van de HEERE. Zo is het ook met de kinderen die de HEERE ons heeft toevertrouwd. Wij mogen hen ‘tijdelijk beheren’, maar zij blijven het eigendom van de Heer. Te Zijner tijd zullen we hen moeten loslaten.

Door de kinderen die de HEERE schenkt, zal Hij het vrederijk vestigen (Ps 110:3). Ze zijn ook als “de vrucht van de schoot … [Zijn] beloning”. Beloning is hier niet verbonden aan een prestatie, maar aan een positie. Het is een beloning uit genade, het is een geschenk, zoals de positie ook een geschenk is. De vrucht van de schoot is door Hem gegeven en blijft van Hem als Zijn eigendom. Door Hem is bij Zijn volk vrucht te vinden die tot Zijn eer is (Hs 14:9d; vgl. Jh 15:2-5; 16).

Laten we ons ervan bewust zijn dat in het verbond tussen de HEERE en Zijn volk Israël het krijgen van kinderen een van de eerste zegeningen is (Dt 28:4). Daarom wordt kinderloosheid in het Oude Testament als een schande ervaren, als een teken dat de zegen van het verbond niet geldt voor de kinderloze vrouw (Gn 30:1; 1Sm 1:1-18; vgl. Lk 1:24-25).

In het Nieuwe Testament zijn de leden van Gods volk een hemels volk met hemelse zegeningen (Ef 1:3). De aardse zegeningen die zij mogen ontvangen, zijn niet vanzelfsprekend; ze kunnen worden gezien als broodkruimels die van de tafel op de grond vallen (Mt 15:27). Als er gelovigen zijn die alleen blijven of echtparen die geen kinderen kunnen krijgen, ligt dat anders dan in het Oude Testament. Wat wel hetzelfde blijft in het Nieuwe Testament, is het feit dat kinderen een beloning, of een zegen, van de Heer zijn. Ervaren we dat ook zo?

Zonen die God heeft gegeven, zijn “als pijlen in de hand van een held” (Ps 127:4). Door deze zonen zal de HEERE – Hij is de Held – de macht van de goddelozen tenietdoen (Zc 9:13). De Zoon van God wordt ook met een pijl vergeleken die in de hand van de Almachtige is (Js 49:1-2). Hier vinden we de belofte dat de kinderen van deze uitverkoren Israëlieten door de HEERE als instrument gebruikt zullen worden in het vrederijk (vgl. Js 59:21).

“Zo zijn de zonen” die opgevoed zijn om de HEERE te dienen in de kracht die “de jeugd” eigen is, als pijlen. Dit is een belangrijke aanwijzing voor de opvoeding van kinderen als God die in Zijn genade heeft geschonken als vrucht van de schoot (Gn 30:20; Gn 33:5). Wij mogen ze opvoeden voor Hem (Ef 6:4), zodat ze dienaren in Zijn koninkrijk zullen zijn.

De man die deze zegen van de HEERE heeft gekregen en “zijn pijlkoker daarmee gevuld heeft”, is een gelukkig man (Ps 127:5). Zijn zonen zullen niet beschaamd worden als zij het voor hun vader in de poort tegen “de vijanden” opnemen. De poort is de plaats van de uitoefening van macht (Dt 17:5; Dt 21:19; Dt 22:15; 24; Am 5:12). Daar zullen de zonen ten gunste van hun vader optreden als zij met vijanden te maken hebben die hem aanklagen.

Copyright information for DutKingComments