Psalms 140:7

Nederlandse verzen (7-9)

Vertrouwen in Gods bescherming

Tegenover de leugentaal die de slechte, gewelddadige, hoogmoedige mensen over de HEERE uitspreken spreekt de psalmist tot de HEERE het getuigenis uit: “U bent mijn God” (Ps 140:7). Tot Hem neemt hij zijn toevlucht. We zien hiervan een voorbeeld in de reactie van Hizkia op de leugentaal van Rabsake en de brief van Sanherib, waarin ze de HEERE als een afgod afschilderen (Js 36:7; 18-20; Js 37:10-13). Ze verdraaien de Persoon en de werken van de HEERE totaal.

Hizkia geeft opdracht aan het volk om deze lasteringen en verdraaiingen niet te beantwoorden en spreidt de brief van Sanherib voor het aangezicht van de HEERE uit (Js 36:21; Js 37:14). Dat is wat de psalmist ook doet: in plaats van de leugens van de vijand te beantwoorden, gaat hij naar de HEERE in gebed en verklaart dat God zijn God en Beschermer is.

David noemt God “HEERE Heere”, Jahweh Adonai (Ps 140:8). Als “HEERE” is Hij de God van het verbond met Zijn volk en als “Heere” is Hij de soevereine Heerser van en in het heelal aan Wie alles onderworpen is en Die alles bestuurt. Die God is de “kracht van mijn heil”. Gods kracht is gebleken uit het beschutten van zijn hoofd “op de dag van de strijd” (vgl. Ef 6:16).

In de zekerheid van de beschutting van God vraagt de Godvrezende aan God dat Hij “de wensen van de goddeloze niet” vervult en “zijn [boze] plannen niet” laat lukken (Ps 140:9). Als God niet ingrijpt en de goddeloze zijn gang laat gaan, zouden “zij”, dat zijn de vijanden van het overblijfsel in de eindtijd, “zich [trots] verheffen”. Het is onmogelijk dat God dit toelaat.

Copyright information for DutKingComments