Psalms 142:6

Nederlandse verzen (6-8)

U bent goed voor mij

Als David om zich heen kijkt, is er niemand, zo heeft hij in Ps 142:5 gezegd. Dan kijkt hij naar boven, en daar is de HEERE (Ps 142:6). Hij is de Enige Die hij heeft. Tot Hem roept hij, want Hij is zijn toevlucht. Dat doet de doodsdreiging wijken, want wie de HEERE als toevlucht heeft, van hem is zijn ”deel in het land der levenden”. Er is niemand onder de mensen die op aarde leven tot wie hij kan gaan. Alle levende mensen zijn tegen hem. Alleen de levende God blijft over.

Dit is ook de ervaring van het Israël van God (Dt 32:36; Js 49:16). Paulus kent zulke ervaringen ook. Hij is in de steek gelaten. Niemand staat hem bij in zijn verdediging voor de keizer. Maar de Heer heeft hem bijgestaan (2Tm 4:16-17; vgl. Hd 18:9; Hd 23:11). Dat heeft hem de kracht gegeven te volharden in zijn vertrouwen op Hem.

David heeft gezegd dat de HEERE zijn toevlucht is. Daarom vraagt hij Hem nog indringender om acht te slaan op zijn roepen, want hij is “volkomen uitgeteerd”, dat wil zeggen dat hij aan het eind van zijn krachten is (Ps 142:7). Hij is voortdurend op de vlucht. Dat sloopt hem. Hij kan niet tegen zijn vervolgers op, “want zij zijn machtiger dan ik”.

David vergelijkt zijn situatie met een gevangenis (Ps 142:8). Die is vergelijkbaar met die van Hizkia in Jesaja 36-37 en met die van het overblijfsel in de toekomst. Hij is een gevangene van de benauwdheid waarin hij is en vraagt aan de HEERE om zijn ziel daaruit uit te leiden (vgl. Ps 25:17). Hij vraagt dat niet in de eerste plaats om zelf weer vrij te zijn, maar “om Uw Naam te loven”. Het gaat hem om de eer van God. Dat is altijd belangrijker dan ons eigen geluk. In de omstandigheden waarin hij zich nu bevindt, kan hij alleen maar in zijn grote nood tot de HEERE roepen en is er geen sprake van het loven van Zijn Naam.

Het gebed van het overblijfsel zal beginnen met de woorden: “Onze Vader Die in de hemelen bent, moge Uw Naam worden geheiligd” (Mt 6:9). De heiliging van de Naam van de Vader is het belangrijkst. Ook het herstel van de broers van Jozef begint met het niet denken van Juda aan zichzelf, maar dat hij alleen denkt aan de gevoelens van vader Jakob. Daarna, en niet eerder, openbaart Jozef zich aan zijn broers en is hun lijden voorbij.

David noemt als een bijkomend gevolg van zijn bevrijding door de HEERE dat “de rechtvaardigen” hem “zullen … omringen”. Zij nemen de plaats in van zijn vervolgers die hem nu omringen. In zijn nood is hij alleen, zonder iemand die naar hem omziet. Als de HEERE hem heeft verlost, zullen de rechtvaardigen delen in de verlossing. Zij zullen met hem de HEERE loven voor Zijn goedheid die Hij aan hem persoonlijk heeft bewezen door zijn roepen om hulp te verhoren. We zien dit ook in Psalm 1, die begint met de wandel van de individuele, trouwe gelovige en eindigt met de gemeenschap van de rechtvaardigen (Ps 1:1; 5).

Copyright information for DutKingComments