Psalms 144:15

Zegen voor Gods volk

David verlangt naar bevrijding van strijd en oorlog om een vreedzame samenleving tot stand te brengen. Wat gebeurt er met de vrouwen, kinderen, vee en bezittingen tijdens de afwezigheid van de mannen die ten strijde trekken? Deze vragen houden de gemoederen in oorlogstijd bezig en doen verlangen naar een tijd van vrede. David ziet het voor zich. Hij somt in de Ps 144:12-14 een aantal zegeningen op die een tijd van vrede kenmerken (vgl. Dt 28:3-8). Dit is het nieuwe lied waarover hij in Ps 144:9 heeft gesproken.

Al deze zegeningen zullen het deel van Israël zijn tijdens het duizendjarig vrederijk. Een voorsmaak daarvan wordt genoten tijdens de regering van Salomo, de zoon van David, die een beeld is van de grote Zoon van David, de Heer Jezus. Israël zal dan de machtigste natie op aarde zijn. De mannen zijn dan thuis en besturen hun huizen.

De eerste en grote zegen is die van een gelukkig gezinsleven. Dat is te zien in de welvarendheid van de zonen en dochters. Ook is er maatschappelijke welvaart. Dat is te zien in de schuren en de kudden. Daarbij komt dat dit alles in vrijheid zal plaatsvinden. Het is het beeld van volmaakt geluk dat in ongestoorde vrede wordt genoten.

1. Als er vrede is, zullen “onze zonen”, de zonen van het volk, niet voor de oorlog worden weggeroepen om ontbering op het veld te ondergaan of zelfs te sneuvelen (Ps 144:12). Ze zullen integendeel thuis “als planten zijn, [hoog] opgegroeid in hun jeugd”. Bij hoog opgegroeide planten kunnen we denken aan ceders en palmbomen. Daar zijn ze “een planting door de HEERE, om Hem te verheerlijken” (Js 61:3; vgl. Ps 128:3; Mt 15:13).

2. De volgende zegen is dat “onze dochters als hoekstenen” zijn, “uitgesneden naar het ontwerp van een paleis”. Hier gaat het om een woning. Hoekstenen zijn belangrijk in een gebouw. Ze geven kracht aan het fundament van het huis. Ze zijn ook mooi, ze zijn ‘uitgesneden’ als versierde zuilen of pilaren van een paleis. Dit geeft de grote waarde van de dochters van Gods volk aan.

3. Vervolgens zullen “onze schuren vol” zijn en “de ene voorraad na de andere” leveren (Ps 144:13). Letterlijk ‘van de ene soort naar de andere soort’. Het betekent niet alleen een grote hoeveelheid, maar ook een grote verscheidenheid. De voorraad voedsel zal zo groot en divers zijn, dat er voor mens en dier een overvloed aan eten in uiteenlopende smaken is.

4. “Onze kudden” zijn zeer vruchtbaar, ze werpen “bij duizenden, ja, met tienduizenden nemen zij toe in onze velden”. De kudden schapen zijn groot en zullen voortdurend toenemen. De velden bevatten overvloedig groen gras voor de kudden waardoor de dieren gezond blijven. De kudden zijn er in de eerste plaats om daarvan offers te brengen aan God. Verder mag er ook van gegeten worden.

5. Naast de kudden schapen zijn er ook runderen of ossen. Daarvan zegt David dat “onze runderen zwaarbeladen” zijn (Ps 144:14). Dat is vanwege de overvloedige oogst. De runderen zijn trekdieren en lastdragers. Dat wijst erop dat er in een tijd van vrede veel dienstwerk zal worden gedaan, alles tot eer van God (vgl. 1Ko 9:9).

6. Ook met de veiligheid zit het goed: er wordt “geen inval of uitval gedaan”. “Geen inval” is letterlijk “geen breuk”, dat wil zeggen geen breuk in de verdedigingsmuren. Er zijn geen bressen in de muur, waardoor de vijand zou kunnen binnenkomen. “Uitval” is letterlijk ‘uitbraak’ of ‘rampspoed’. De steden zijn veilige woonplaatsen.

7. De laatste zegen is dat “er geen gejammer op onze pleinen” is. Omdat de steden veilige woonplaatsen zijn, is er niets wat gejammer veroorzaakt. Binnen de steden heerst vrede naar de ingestelde orde en regels. Iedereen respecteert de rechten van de ander. Er zijn geen burenruzies. Iedereen is ook gezond. Er is geen enkele aanleiding voor gejammer op de pleinen van de stad.

Het volk dat de redding, bescherming en zegen van de HEERE heeft ervaren, is in dubbel opzicht een gelukkig volk (Ps 144:15). In de eerste plaats vergaat het dit volk zoals het in de vorige verzen wordt beschreven, met gelukkige gezinnen en grote materiële voorspoed. David is een voorbeeld van de redding, bescherming en zegen van de HEERE. Zijn wens is dat dit ook het geval mag zijn met het overblijfsel.

In de tweede en nog belangrijker plaats behoort dit volk de HEERE toe, Die zijn God is (Ps 33:12). Hij is de God Die met hen een verbond heeft gesloten. Op grond daarvan heeft Hij hun al die zegeningen geschonken. Daardoor zijn deze zegeningen niet van hen af te nemen en zullen ze die eeuwig bezitten. Hij is de bron van alle geluk. Hem bezitten is alles bezitten, zonder enige mogelijkheid er ooit ook maar iets van te verliezen.

Copyright information for DutKingComments