Psalms 144:9-15

Een nieuw lied voor een nieuw begin

Een nieuwe bevrijding, die een nieuwe tijd inluidt, vraagt om een nieuw lied (Ps 144:9; Ps 33:3). Met het oog op de aanstaande tussenkomst van God tot zijn bevrijding zegt David dat hij een nieuw lied voor God zal zingen. Hij zal “de luit [en] het tiensnarig instrument” gebruiken en psalmen voor Hem zingen.

Het eerste lied wordt door Gods volk gezongen in Exodus 15, na hun verlossing uit Egypte en de volledige verdelging van de farao en zijn leger (Ex 15:1). Hier in Psalm 144 zingen zij een nieuw lied nadat alle vijanden verslagen zijn. In het Oude Testament is zevenmaal sprake van “een nieuw lied” (Ps 33:3; Ps 40:4; Ps 96:1; Ps 98:1; Ps 144:9; Ps 149:1; Js 42:10). In het Nieuwe Testament is er tweemaal sprake van: in Openbaring 5 wordt het nieuwe lied gezongen door de vierentwintig oudsten (Op 5:9) en in Openbaring 14 door het gelovig overblijfsel van de twee stammen (Op 14:3).

God is de grote Overwinnaar (Ps 144:10). Koningen lijken de machtigste mensen op aarde. Als zij overwinnen, kunnen ze wel menen dat zij een overwinning aan hun kracht of slimheid te danken hebben. De werkelijkheid is dat ze alleen overwinnen omdat God hun “de overwinning geeft”.

David is zich dat diep bewust. Hij is koning, maar zo noemt hij zich hier niet. Hij spreekt over “Zijn dienaar David”. Ook spreekt hij niet over overwinning, maar over bevrijding “van het zwaard dat onheil [brengt]”. Hiermee erkent hij dat hij volledig afhankelijk is van God. Hij heeft geen macht dan alleen de macht die God hem heeft gegeven. Er is geen hoop op bevrijding dan alleen in God.

Met dezelfde woorden die hij eerder in de psalm heeft gebruikt, vraagt David nog eens om bevrijding en redding van de hand van vreemdelingen (Ps 144:11; Ps 144:7b-8). De vorige keer heeft hij op zijn vraag naar bevrijding een nieuw lied laten volgen (Ps 144:9). Hier verbindt hij aan zijn vraag om bevrijding zegeningen voor Gods volk. Die zegeningen beschrijft hij in de volgende verzen.

Zegen voor Gods volk

David verlangt naar bevrijding van strijd en oorlog om een vreedzame samenleving tot stand te brengen. Wat gebeurt er met de vrouwen, kinderen, vee en bezittingen tijdens de afwezigheid van de mannen die ten strijde trekken? Deze vragen houden de gemoederen in oorlogstijd bezig en doen verlangen naar een tijd van vrede. David ziet het voor zich. Hij somt in de Ps 144:12-14 een aantal zegeningen op die een tijd van vrede kenmerken (vgl. Dt 28:3-8). Dit is het nieuwe lied waarover hij in Ps 144:9 heeft gesproken.

Al deze zegeningen zullen het deel van Israël zijn tijdens het duizendjarig vrederijk. Een voorsmaak daarvan wordt genoten tijdens de regering van Salomo, de zoon van David, die een beeld is van de grote Zoon van David, de Heer Jezus. Israël zal dan de machtigste natie op aarde zijn. De mannen zijn dan thuis en besturen hun huizen.

De eerste en grote zegen is die van een gelukkig gezinsleven. Dat is te zien in de welvarendheid van de zonen en dochters. Ook is er maatschappelijke welvaart. Dat is te zien in de schuren en de kudden. Daarbij komt dat dit alles in vrijheid zal plaatsvinden. Het is het beeld van volmaakt geluk dat in ongestoorde vrede wordt genoten.

1. Als er vrede is, zullen “onze zonen”, de zonen van het volk, niet voor de oorlog worden weggeroepen om ontbering op het veld te ondergaan of zelfs te sneuvelen (Ps 144:12). Ze zullen integendeel thuis “als planten zijn, [hoog] opgegroeid in hun jeugd”. Bij hoog opgegroeide planten kunnen we denken aan ceders en palmbomen. Daar zijn ze “een planting door de HEERE, om Hem te verheerlijken” (Js 61:3; vgl. Ps 128:3; Mt 15:13).

2. De volgende zegen is dat “onze dochters als hoekstenen” zijn, “uitgesneden naar het ontwerp van een paleis”. Hier gaat het om een woning. Hoekstenen zijn belangrijk in een gebouw. Ze geven kracht aan het fundament van het huis. Ze zijn ook mooi, ze zijn ‘uitgesneden’ als versierde zuilen of pilaren van een paleis. Dit geeft de grote waarde van de dochters van Gods volk aan.

3. Vervolgens zullen “onze schuren vol” zijn en “de ene voorraad na de andere” leveren (Ps 144:13). Letterlijk ‘van de ene soort naar de andere soort’. Het betekent niet alleen een grote hoeveelheid, maar ook een grote verscheidenheid. De voorraad voedsel zal zo groot en divers zijn, dat er voor mens en dier een overvloed aan eten in uiteenlopende smaken is.

4. “Onze kudden” zijn zeer vruchtbaar, ze werpen “bij duizenden, ja, met tienduizenden nemen zij toe in onze velden”. De kudden schapen zijn groot en zullen voortdurend toenemen. De velden bevatten overvloedig groen gras voor de kudden waardoor de dieren gezond blijven. De kudden zijn er in de eerste plaats om daarvan offers te brengen aan God. Verder mag er ook van gegeten worden.

5. Naast de kudden schapen zijn er ook runderen of ossen. Daarvan zegt David dat “onze runderen zwaarbeladen” zijn (Ps 144:14). Dat is vanwege de overvloedige oogst. De runderen zijn trekdieren en lastdragers. Dat wijst erop dat er in een tijd van vrede veel dienstwerk zal worden gedaan, alles tot eer van God (vgl. 1Ko 9:9).

6. Ook met de veiligheid zit het goed: er wordt “geen inval of uitval gedaan”. “Geen inval” is letterlijk “geen breuk”, dat wil zeggen geen breuk in de verdedigingsmuren. Er zijn geen bressen in de muur, waardoor de vijand zou kunnen binnenkomen. “Uitval” is letterlijk ‘uitbraak’ of ‘rampspoed’. De steden zijn veilige woonplaatsen.

7. De laatste zegen is dat “er geen gejammer op onze pleinen” is. Omdat de steden veilige woonplaatsen zijn, is er niets wat gejammer veroorzaakt. Binnen de steden heerst vrede naar de ingestelde orde en regels. Iedereen respecteert de rechten van de ander. Er zijn geen burenruzies. Iedereen is ook gezond. Er is geen enkele aanleiding voor gejammer op de pleinen van de stad.

Het volk dat de redding, bescherming en zegen van de HEERE heeft ervaren, is in dubbel opzicht een gelukkig volk (Ps 144:15). In de eerste plaats vergaat het dit volk zoals het in de vorige verzen wordt beschreven, met gelukkige gezinnen en grote materiële voorspoed. David is een voorbeeld van de redding, bescherming en zegen van de HEERE. Zijn wens is dat dit ook het geval mag zijn met het overblijfsel.

In de tweede en nog belangrijker plaats behoort dit volk de HEERE toe, Die zijn God is (Ps 33:12). Hij is de God Die met hen een verbond heeft gesloten. Op grond daarvan heeft Hij hun al die zegeningen geschonken. Daardoor zijn deze zegeningen niet van hen af te nemen en zullen ze die eeuwig bezitten. Hij is de bron van alle geluk. Hem bezitten is alles bezitten, zonder enige mogelijkheid er ooit ook maar iets van te verliezen.

Copyright information for DutKingComments