Psalms 148:7

Loof de HEERE vanaf de aarde

Dan wordt de aarde opgeroepen zich bij het “loof de HEERE” van de hemel aan te sluiten (Ps 148:7). Ook vanaf de aarde moet het “loof de HEERE” klinken. Het ‘loof de HEERE’ klinkt één keer aan het begin van dit gedeelte en daarna niet meer. Alles en allen die worden opgeroepen de HEERE te loven, vormen als het ware een geheel.

Het is allemaal aards en op aarde en alles, onbezield en bezield, vormt één machtig, harmonieus koor dat de HEERE looft. De volgorde is hier omgekeerd in vergelijking met de volgorde van de hemel. Hier begint het op het diepste punt en eindigt met de mens, de kroon van de schepping.

De eersten die worden aangesproken om de HEERE te loven, zijn de “zeemonsters en alle diepe wateren”. Dit zijn dieren en gebieden die de mens ontzag inboezemen en voor hem onpeilbaar zijn. God heeft de zeemonsters geschapen, evenals alle diepe wateren, dat zijn de gebieden waarin ze leven (vgl. Jb 38:16). Hij kent alles door en door, alles staat onder Zijn controle en weerspiegelt Zijn majesteit en uit zo Zijn lof.

Daarna is het de beurt van “vuur en hagel, sneeuw en damp, stormwind” (Ps 148:8). Het vuur ofwel de vlammende bliksemstralen, de dodelijke hagelstenen, de alles bedekkende sneeuw, de ongrijpbare damp ofwel mist, de vernietigende stormwind ofwel de orkaan, het zijn voor de mens allemaal indrukwekkende en oncontroleerbare verschijnselen. Het zijn uitingen van Zijn majesteit die Zijn lof vergroten. Ze staan onder de volledige controle en het gezag van God, die Hij door “Zijn woord” uitoefent. We zien hier weer de macht van Zijn Woord (Ps 147:15; 18; 2Pt 3:5-7).

Vervolgens komen we op de aarde zelf. Daar zijn de “bergen”, de symbolen van onwankelbaarheid, die de eeuwen trotseren, en alle heuvels”, die het landschap glooiend bedekken en waarop de kudden grazen (Ps 148:9). Ook zien we de “vruchtbomen en alle ceders”. Van de vruchtbomen mag de mens eten en de ceders mag hij gebruiken om er onder andere huizen van te bouwen. Van de verheven bergen, glooiende heuvels en de nuttige bomen klinkt het “loof de HEERE”.

Dan mengt ook de dierenwereld zich in het koor dat de lof van de HEERE bezingt (Ps 148:10). De “[wilde] dieren en alle vee, kruipende dieren en gevleugelde vogels” verheffen hun stem. Het is ook hier, net als bij de vorige groepen, een stem zonder woorden, maar anders dan bij de vorige groepen toch het geluid van levende wezens.

Vruchtbomen en ceders vertegenwoordigen respectievelijk gecultiveerde (geplante) en niet-gecultiveerde (niet-geplante) bomen. De (wilde) dieren en alle vee vertegenwoordigen respectievelijk niet-tamme en tamme dieren. De indeling van planten en dieren in Genesis, en ook hier, staat in verbinding met de verhouding tot de mens.

Ten slotte wordt de mensheid opgeroepen om de HEERE te loven (Ps 148:11-12). Er worden diverse groepen mensen, genoemd naar status, hoeveelheid, geslacht en leeftijd, opgeroepen in te stemmen met het ‘loof de HEERE’. “De koningen van de aarde”, zij die de hoogste gezagspositie op aarde innemen, en die zich zo vaak tegen God hebben verzet, bezingen in het vrederijk de lof van God (Ps 148:11). Hetzelfde geldt voor “alle volken, vorsten en alle rechters op aarde”. Zij hebben andere goden vereerd of zichzelf goddelijke eigenschappen toegedicht. Ook hebben ze zich aan Gods volk vergrepen. Nu eren ze God en brengen Hem hun lof.

Na de hooggeplaatsten en alle volken horen nog de “jongemannen en ook meisjes, ouderen en jongeren samen” de oproep om de HEERE te loven (Ps 148:12). De jongemannen en meisjes wijzen op de jeugdigheid, het nieuwe begin van wat God heeft gegeven. Ouderen en jongeren samen wijzen op de eenheid tussen de beide groepen, er is geen generatiekloof.

De hele schepping, hemel en aarde, moet “de Naam van de HEERE loven” (Ps 148:13). De naam ‘HEERE’, Jahweh, herinnert aan Zijn verbinding met de mens en Zijn verbond met Zijn volk Israël. Ter wille van de mens en Zijn volk heeft Hij deze ‘wedergeboorte’ (Mt 19:28) van de aarde bewerkt. Hij heeft alles gedaan en daarom is “Zijn Naam alleen … hoogverheven” en welft “Zijn majesteit zich over aarde en hemel”.

In het vrederijk zullen hemel en aarde onder één Hoofd samen zijn gebracht, dat is Christus (Ef 1:10). Dan zal alles Hem onderworpen zijn. Daarop zijn twee uitzonderingen. De eerste uitzondering is God, Die alles aan de voeten van Christus onderworpen heeft (1Ko 15:27). De tweede uitzondering is de gemeente, want zij is aan Christus, het Hoofd, als Zijn lichaam verbonden (Ef 1:22-23).

Copyright information for DutKingComments