Psalms 18:17

Nederlandse verzen (17-20)

De grote redding

Na de indrukwekkende beschrijving van de tussenkomst van God in Zijn almacht (Ps 18:8-16) beschrijft David in deze verzen op even indrukwekkende wijze zijn bevrijding door God uit de hand van al zijn vijanden en uit de hand van Saul. Die bevrijding wordt in dit gedeelte door verschillende werkwoorden tot uitdrukking gebracht: “stak [Zijn hand] uit”, “greep mij”, “trok mij op”, “redde mij”, “leidde mij uit”. In al deze handelingen bewijst God Zijn trouw. David ervaart de uitredding op bijna tastbare wijze.

De woorden “trok mij op” komen ook in Exodus 2 voor. Daar is het in verband met Mozes die door de dochter van de farao uit de wateren van de dood werd getrokken (Ex 2:10).

Het vreesaanjagende optreden van de HEERE dat David in de vorige verzen heeft beschreven, heeft hem niet angstig gemaakt. Het is een ‘bevrijdingsoperatie’ geweest, waarbij zijn vijanden zijn uitgeschakeld en hij is bevrijd. In Ps 18:17 herkennen we de redding van Israël uit Egypte. Het trekken van Israël door de Rode Zee is als het optrekken van het volk uit grote wateren. Het wordt beeldend zo voorgesteld, dat God vanuit de hoogte, vanuit Zijn heilig paleis, Zijn machtige hand uitstak, het volk greep en het uit de Rode Zee optrok en in de vrijheid van de woestijn plaatste. Zo ervoer David zijn bevrijding.

De “grote wateren” zijn een beeld van grote moeiten en gevaren. Het was dan ook een “sterke vijand” met wie hij te maken had (Ps 18:18). Daarbij kwamen nog anderen, die hem “haatten”. Het waren mensen “die machtiger waren” dan hij. Hun bedreiging was zo hevig, dat hij wist dat de dag van zijn ondergang was aangebroken als de HEERE niet zou ingrijpen (Ps 18:19). De nood was tot een hoogtepunt gestegen. “Maar” toen was daar de HEERE, Hij was hem tot steun, Hij hield hem overeind, zodat hij niet viel en in de hand van de vijand zou vallen. Dit Goddelijke ‘maar’ geeft een omkeer aan die God bewerkt in een situatie waar een mens niets meer kan doen (vgl. Ef 2:1-4).

In plaats van zijn ondergang heeft David de steun van de HEERE ervaren. In plaats van omsingeld te zijn door zijn vijanden heeft de HEERE hem in de ruimte geplaatst (Ps 18:20). In plaats van in de hand van zijn vijanden te vallen heeft hij de redding van God beleefd. Hij heeft alles aan God te danken en niets aan zichzelf. En wat is de aanleiding voor God geweest om op deze verheven wijze tussenbeide te komen en hem te redden? David erkent het met grote dankbaarheid en verbazing: “Hij was mij genegen.” David wist zich het voorwerp van Gods liefde.

Wat David vertelt over zijn bevrijding uit de banden van de dood door de kracht van God, is een duidelijk beeld van de verlossing van de Heer Jezus uit de dood door de kracht van God. Paulus schrijft daarover als hij zegt dat wij zouden weten “wat de uitnemende grootte van Zijn kracht is jegens ons die geloven, naar de werking van de macht van Zijn sterkte, die Hij heeft gewerkt in Christus door Hem uit [de] doden op te wekken en Hem aan Zijn rechterhand te zetten in de hemelse [gewesten], boven alle overheid, gezag, kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze, maar ook in de toekomstige eeuw” (Ef 1:19-21).

Door het kruis heeft de Heer Jezus alle machten verslagen (Ko 2:14-15). God antwoordt op die overwinning door Christus uit de doden op te wekken. Het was Zijn vreugde dat te doen. Niet alleen de kracht van God, maar ook de heerlijkheid van de Vader heeft Christus opgewekt uit de doden (Rm 6:4). Omdat Christus Hem heeft verheerlijkt op de aarde, heeft de Vader als antwoord daarop Hem verheerlijkt en dat direct gedaan door Hem in de hemel op te nemen (Jh 13:31-32). Zijn verheerlijking op aarde komt nog. Daarvan zien we verder een beeld in deze psalm in wat God met David doet.

Copyright information for DutKingComments