Psalms 18:2

Inleiding

Deze psalm staat ook, in nagenoeg gelijke bewoordingen, in 2 Samuel 22. David getuigt in deze psalm van Wie de HEERE voor hem is en wat Hij voor hem heeft gedaan. Het is tevens de vertolking van de gevoelens van hen die in soortgelijke omstandigheden zijn geweest en uit de benauwdheid zijn gered en God daarvoor willen loven.

Er zijn vier manieren waarop we naar deze psalm – en dit geldt voor veel andere psalmen – kunnen kijken. Het is op een andere manier ook al in de inleiding gezegd, maar het is goed daar juist bij deze psalm nog een keer de aandacht op te vestigen:

1. In deze psalm vertelt David zijn persoonlijke ervaringen. We hebben hier een historische beschrijving, want het gaat over de geschiedenis van David.

2. Delen van deze psalm zijn in vervulling gegaan in het leven van de Heer Jezus op aarde en in Zijn dood en opstanding. Andere delen zullen vervuld worden als Hij terugkeert naar de aarde om Zijn rijk van gerechtigheid en vrede op te richten.

De hele psalm gaat over Hem. David is hier een beeld van Hem. Deze psalm geeft uiting aan de gevoelens van Christus. De Geest van Christus is werkzaam in David als hij deze psalm dicht.

3. In direct verband daarmee zien we hier ook de gevoelens van het gelovig overblijfsel van Israël in de toekomst. Met hen verbindt de Heer Jezus, de Messias, dat is de Gezalfde, Zich op innige wijze.

4. Ten slotte is er nog de toepassing voor ons als nieuwtestamentische gelovigen persoonlijk. De Heer Jezus heeft ons ook met Zich verbonden, en wel op een nog innigere wijze. Daarbij moeten we bedenken dat wij met Hem verbonden zijn in de hemel, terwijl het overblijfsel met Hem op aarde verbonden is. Wij hebben te maken met geestelijke vijanden, terwijl het overblijfsel te maken heeft met vijanden van vlees en bloed. De redding uit de macht van de vijand gebeurt voor het aardse volk door de komst van de Heer naar de aarde om die vijanden te oordelen, terwijl Hij ons van onze vijanden bevrijdt door ons uit de wereld tot Zich op te nemen in de lucht (1Th 4:15-17).

David herdenkt alles wat God voor hem is geweest, wat hij in zijn noden en gevaren in Hem heeft gevonden. Hij kijkt terug op de macht van God die ten behoeve van hem werkzaam is geweest en wat het gezegende resultaat van die macht is. Dit wordt allemaal tot uitdrukking gebracht in dit lied, een uitdrukking van gevoelens die in Christus hun volle vervulling vinden.

De psalm begint en eindigt met een lofzang. Het is een psalm van dankbaarheid. We horen een verhaal van verdriet en lijden dat eindigt in vreugde en triomf. De psalm kan beginnen met een lofprijzing aan de HEERE omdat hij eerder opgedane ervaringen weergeeft en niet een actuele situatie beschrijft.

David beschrijft wat hij heeft doorgemaakt, zijn lijden en nood, zijn roep om hulp, gevolgd door verlossing en overwinning, en ten slotte zijn kroning. Daarin is hij een type van de volmaakte Knecht van de HEERE uit het boek Jesaja: de Heer Jezus. Hij is door God verlost uit de dood. Hij zal Zijn vijanden verslaan en gekroond worden tot Koning van de koningen en Heer van de heren. David is tevens een type van het gelovig overblijfsel dat verlost zal worden uit de handen van de valse koning van Israël, de antichrist.

Opschrift

Evenals in Psalm 3 en Psalm 7 wordt in deze psalm in het opschrift de aanleiding voor het dichten ervan genoemd (Ps 3:1; Ps 7:1). Het opschrift begint met de vermelding dat de psalm “voor de koorleider” is, een vermelding die we al enkele keren zijn tegengekomen. De psalm begint ermee – en legt er daardoor nadruk op – dat hij is bedoeld voor anderen die in vergelijkbare omstandigheden zijn geweest als de dichter. Zie verder de uitleg bij Psalm 4:1.

Het is “[een psalm] van de dienaar van de HEERE, van David”. Voordat David zijn naam noemt, spreekt hij eerst over zichzelf als ‘de dienaar van de HEERE’ (vgl. Ps 36:1; Dt 34:5; Jz 24:29). De hele psalm ademt de grootheid van God. Tegenover Hem noemt David zich niet ‘koning’ maar ‘dienaar’. Hij beseft dat het een grote eer is in zijn koningschap God te mogen dienen. In Jesaja wordt ‘dienaar’ – Hebreeuws ebed – vertaald met ‘knecht’. Het bevestigt wat in de inleiding is opgemerkt dat David een type is van de volmaakte Knecht van de HEERE, de Heer Jezus.

Dit geldt ook voor ons, die ook een koningschap geworden zijn (Op 1:6). Wij oefenen dat koningschap nog niet uit, maar bezitten wel de waardigheid ervan. Die waardigheid komt tot uiting in het dienen van Hem Die onze Heer is. Het is een bijzonder voorrecht Hem te mogen dienen Die alle gezag heeft in de hemel en op de aarde. Wie enigszins onder de indruk van Gods majesteit is, zal graag Zijn dienaar zijn en zich zo noemen.

David heeft “de woorden van dit lied tot de HEERE gesproken”. Hier staat dat dit lied tot de HEERE wordt “gesproken”. Dit houdt een belangrijk les in. We zien hier dat liederen zingen betekent dat we tot God spreken. Liederen zingen is ook spreken tot mensen. Dat zegt Paulus tegen ons in de brief aan de Kolossenzen (Ko 3:16). Een en ander onderstreept dat het primair om de woorden gaat.

Dat er sprake is van een “lied”, doet denken aan de inleiding van het lied van Mozes na de bevrijding van Israël uit Egypte (Ex 15:1) en het lied dat Barak en Debora hebben gezongen na hun overwinning op de vijand (Ri 5:1). De overeenkomst tussen deze drie liederen is dat het liederen van bevrijding zijn, waarin God wordt geprezen voor de bevrijding die Hij heeft bewerkt. Zingen is het voorrecht van een verlost volk. De eerste keer dat er in de Bijbel een lied wordt gezongen, is in Exodus 15 (Ex 15:1) en de laatste keer in Openbaring 14 (Op 14:3).

David heeft dit lied tot de HEERE gesproken “op de dag waarop de HEERE hem gered had”, dat wil zeggen direct na zijn uitredding. Zo moeten wij God ook direct prijzen nadat we Zijn hulp hebben ervaren. David noemt niet alleen het tijdstip van de bevrijding, “de dag waarop”, maar ook de aanleiding ervan. De HEERE heeft hem namelijk “gered” uit de hand van meedogenloze vijanden. Redden wil zeggen dat de HEERE David aan de hand van zijn vijanden heeft ontrukt, eruit heeft weggetrokken. Deze redding is de aanleiding voor zijn lied.

De vijanden zijn niet gering in aantal. David spreekt over “de hand van al zijn vijanden”. Dit zijn vijanden van vijandige volken die hem hebben willen verhinderen dat hij zijn koningschap zou aanvaarden. Het zijn ook vijanden die hem van de troon hebben willen stoten nadat hij koning is geworden.

David noemt één vijand bij name: Saul. De HEERE heeft hem ook gered “uit de hand van Saul”. Hij noemt deze vijand het laatst, hoewel Saul zijn eerste vijand is. Van Saul heeft hij het langst en hevigst vijandschap ervaren. Saul is in verbinding met het gelovig overblijfsel een type van de antichrist, de valse koning, die vijandig is tegen de grote Zoon van David.

Als we de Heer in getrouwheid willen dienen, hoeven we ons er niet over te verwonderen dat we vijanden hebben (Jh 15:18-19). We zullen er des te meer Zijn hulp en uitredding in ervaren, waardoor we des te meer reden hebben Hem te prijzen.

Nederlandse verzen (2-4)

Wie de HEERE voor David is

Al de uitreddingen uit de greep van allerlei vijanden, en uit de hand van Saul in het bijzonder, brengen in David een loflied, een psalm naar boven. Zijn eerste reactie op zijn bevrijding is dat hij tegen de HEERE zegt: “Ik heb U hartelijk lief” (Ps 18:2). Dit is een bijzondere ‘liefdesverklaring’ aan de HEERE persoonlijk. Zoiets komt nog slechts één keer, in andere bewoordingen, in Psalmen voor (Ps 116:1). Het is een liefdesverklaring waarin tot uitdrukking wordt gebracht dat de intimiteit van de verhouding is gebaseerd op ervaring.

Het woord voor ‘hartelijk lief’ is hier een spontane, emotionele liefde op grond van wat David heeft meegemaakt en gezien. Het is niet liefde op het eerste gezicht, maar een liefde omdat Hij ons eerst heeft liefgehad (vgl. 1Jh 4:19). Dat blijkt uit de ervaringen van David. Daarover spreekt hij in Ps 18:20.

We kunnen dat afleiden uit het grote aantal namen waarmee David de HEERE noemt. Hij geeft daarmee aan wat de HEERE allemaal voor hem betekent. Daarmee onderbouwt hij als het ware zijn liefdesverklaring. Zo heeft hij God leren kennen en Hem daardoor steeds meer lief gekregen. De HEERE heeft nog veel meer namen dan David noemt. Dat David specifiek deze namen noemt, is omdat ze op speciale wijze passen in het kader van dit lied, waarin het gaat over vluchten, strijd en overwinning.

Zoals hij Hem noemt, zo heeft hij Hem in die situaties ervaren. Daarin heeft hij ook op een bijzondere wijze de persoonlijke relatie met God beleefd. Dat blijkt uit het telkens gebruikte bezittelijke voornaamwoord “mijn”. Hij beleefde en beleeft God zoals hij Hem weergeeft in elke naam waarmee hij Hem noemt. Zo spreekt Paulus ook over God als “mijn God” (Fp 4:19). De Heer Jezus spreekt ook over “Mijn God” en “Mijn Vader” (Jh 20:17).

De eerste naam die David noemt, spreekt hij uit tot God. Hij noemt Hem niet ‘mijn Geliefde’, maar “mijn sterkte”. Dit toont aan dat de liefde van David voor de HEERE is gebaseerd op Wie Hij voor hem is in de strijd. De volgende namen sluiten hierop aan. Alleen spreekt hij daarmee niet God aan, maar getuigt daardoor tegen anderen van Wie de HEERE voor Hem is.

De naam “mijn sterkte” sluit direct aan op zijn liefdesverklaring. Dit is wat God voor hem is geweest tegenover zijn tegenstanders. David heeft al zijn tegenstanders overwonnen omdat God zijn sterkte is geweest en dat nog steeds is. Hij heeft zijn veiligheid alleen aan Hem te danken. Daarvan getuigt hij in de namen die hij vervolgens noemt.

1. In de eerste ‘getuigenisnaam’ zegt hij: “De HEERE is mijn rots” (Ps 18:3). Daarmee zegt hij dat de HEERE zijn onwankelbaar fundament is (vgl. Js 17:10; Mt 16:18; 1Ko 10:4). Het Hebreeuwse woord voor rots is hier sela. Het is een woord voor hoge, door bezinksel gelaagde rotsen. De rots is hier een type van de verhoogde Christus. Op die rots staat David. Hij heeft die hoge positie aan God te danken.

2. Dan noemt hij Hem “mijn burcht” – Hebreeuws mesuda, vgl. Masada. Een burcht is een bergvesting. Het is een locatie die zozeer versterkt is, dat een vijand deze niet kan benaderen. Dat is God voor David geworden. Hij is bij God als het ware ‘in verzekerde bewaring’. Hij is bij Hem veilig en geborgen voor al zijn vervolgers.

3. Tegelijk kan hij de HEERE “mijn Bevrijder” noemen. Hij wordt goed bewaakt in de burcht en is daarom vrij van zijn vervolgers.

4. Hij is, zegt David, “mijn God”, dat wil zeggen Degene in Wie ik alles heb gevonden wat ik mij van Wie God is, kan voorstellen: de Almachtige, Alomtegenwoordige, Alwetende, Die mij kent en de gevaren die mij bedreigen ver de baas is. Hij is altijd bij mij. De christen spreekt dit uit als hij “Abba, Vader” zegt.

5. Dan noemt David Hem nog een keer “mijn rots” (zie 1.). Het Hebreeuwse woord voor rots is hier tsur. Dit is een woord voor lage rotsen van massief zwarte basaltstenen. De rots kunnen we hier zien als een beeld van Christus in vernedering.

David laat erop volgen dat hij tot Hem “de toevlucht neemt”. Hier zien we een actie van David. We kunnen weten dat we in God een onwankelbare rots hebben, maar we moeten er wel de toevlucht toe nemen. David zegt niet dat hij tot Hem de toevlucht ‘nam’, maar “neemt”. Hij heeft het gedaan in het verleden en blijft het doen. Hij zoekt continu veiligheid en bescherming bij Hem.

6. “Mijn schild” (vgl. Ps 3:4; Gn 15:1) betekent bescherming tegen de pijlen die de vijand op hem afvuurt (vgl. Ef 6:16). Pijlen dringen in het lichaam en verlammen of doden. Maar welke pijl kan door de HEERE heen komen? Wie kan Hem raken? Hij is Zelf onaantastbaar en daarom is elke aanval op een van de Zijnen tot volkomen mislukken gedoemd.

7 “De hoorn van mijn heil” wil zeggen dat Gods kracht – de hoorn is een beeld van kracht, daarmee verdedigt een dier zich – voor het heil of de behoudenis van de Zijnen garant staat. Het idee is dat God voor de psalmist is wat de hoorn is voor dieren, het middel tot verdediging. Welke vijand is tegen God opgewassen?

8. “Mijn veilige vesting” (vgl. Ps 9:9-10; Ps 46:2) is een hooggelegen plek, waarvandaan David de vijand kan observeren. Het is een natuurlijke wachtpost die tegelijk onbereikbaar is voor een vijandelijke aanval en daardoor volkomen veiligheid biedt (vgl. Js 33:16; Sp 18:10). De HEERE is zijn gegarandeerde veiligheid.

De hiervoor genoemde ‘militaire eigenschappen’ van God kunnen we de volgende omschrijving geven: geborgenheid, onwankelbaarheid, bewaring, bevrijding, bescherming, kracht, onaantastbaarheid, veiligheid. Dit ligt allemaal opgesloten in de naam ‘sterkte’.

David heeft deze Persoon, Die hij zo uitvoerig als zijn sterkte heeft beschreven, aangeroepen (Ps 18:4). Na al zijn ervaringen met Hem kan hij niet anders dan eerst weer erop wijzen dat Hij het waard is om geprezen te worden. Zijn hart is vol lofprijzing voor Hem Die Zich zo heeft doen kennen als hij in de namen tot uitdrukking heeft gebracht. Tegelijk roept hij allen tot wie hij getuigt op om Hem ook te prijzen.

De HEERE heeft zijn roepen gehoord. Hij is voor David opgekomen en heeft hem verlost van zijn vijanden. In de volgende verzen gaat David spreken over de grote nood waarin hij is geweest en waaruit God hem heeft gered. Daardoor wordt des te duidelijker hoezeer de HEERE de namen waard is waarmee David Hem heeft genoemd. Het helpt ieder die in nood is en door de HEERE daaruit is verlost met dieper inzicht Hem voor Zijn bevrijding te loven. Het is immers een psalm ‘voor de koorleider’.

Copyright information for DutKingComments