Psalms 18:44

Nederlandse verzen (38-46)

God geeft de overwinning

In de Ps 18:33-37 zien we in het beeld van David Christus, de opgestane en verheerlijkte Heer als tot de strijd toegerust door God. In de verzen die we nu voor de aandacht krijgen, zien we in het beeld van David dat Christus Zijn vijanden volkomen verslaat en vernietigt (Ps 18:38-43). Daarna vestigt Hij Zijn koninkrijk op aarde en regeert als Koning van de Koningen en Heer van de heren (Ps 18:44-46; 1Ko 15:25; Op 19:11-16; Op 20:7-10). Hij is Hoofd van Zijn volk en van alle heidenvolken. Alle volken onderwerpen zich aan Zijn heerschappij, ook al gebeurt dat door velen slechts geveinsd, onoprecht, huichelachtig.

Door de oefening tot de strijd, de ondersteunende kracht van God en ruimte voor zijn voetstappen is David toe aan het bezingen van de overwinning over zijn vijanden. Met grote snelheid en kracht had hij zijn vijanden achtervolgd en ingehaald (Ps 18:38). Hij keerde pas terug als hij al zijn vijanden had vernietigd. Er was geen enkele twijfel over de uitkomst van de strijd. Er bleef geen vijand over die nog enige kracht had om tegenstand te bieden, laat staan hem te verslaan, want hij “verpletterde hen, zodat zij niet meer konden opstaan” (Ps 18:39). Ze vielen onder zijn voeten, wat wil zeggen dat hij hen volkomen aan zich onderwierp. Het was een volkomen overwinning.

Die volkomen overwinning had hij aan God te danken. Dat zegt hij in de Ps 18:40-41. God had hem met kracht omgord voor de strijd (Ps 18:40). Tegen ons wordt gezegd dat we de goede strijd van het geloof moeten strijden (1Tm 6:12). Wij kunnen in de geestelijke strijd ook alleen maar overwinningen behalen als we ons sterken in de kracht van Zijn sterkte (Ef 6:10; vgl. 2Tm 2:1).

God had hen, die tegen David opstonden, onder hem doen neerbukken. Hij had de vijand tot overgave gedwongen. Hij had ervoor gezorgd dat zijn vijanden voor hem op de vlucht sloegen. De voetnoot in de HSV zegt dat er van Gods handelen met de vijanden letterlijk staat ‘gaf U voor mij de nek’. De vertalers van de HSV hebben dat uitgelegd als ‘de nek laten zien’ ofwel op de vlucht slaan. Maar de vertaling ‘geven van de nek’ lijkt de betekenis beter weer te geven. Het betekent dat David zijn voet op de nek van zijn tegenstanders kon zetten als een bewijs dat hij hen volkomen onderworpen had (vgl. Jz 10:24; Gn 49:8).

Deze betekenis past beter in het verband van deze twee verzen. Ook de tweede regel van Ps 18:41 sluit daarop aan. David heeft zijn vijanden volledig onderworpen. Hij heeft niet iedereen gedood op wie hij zijn voet had gezet. Hij heeft onderscheid gemaakt tussen leiders en meelopers. De leiders waren degenen die hem haatten. Hen heeft hij gedood en daarmee een einde gemaakt aan hun macht en de mogelijkheid een nieuwe opstand tegen hem te organiseren.

In Ps 18:42 brengt David de totale hulpeloosheid en hopeloosheid van de overwonnen vijanden tot uitdrukking. Ze hebben om hulp geroepen, om genade, om te mogen blijven leven. Maar er was niemand die hen kon helpen zodat hun leven gespaard zou kunnen blijven. Zelfs toen zij ten slotte, als een laatste strohalm voor redding, tot de HEERE riepen, kregen zij van Hem geen antwoord. God weet dat zij, zodra Hij hen had gered, Hem weer zouden verwerpen. Er was geen oprechtheid in hun roepen.

Hij antwoordt en redt altijd iemand die in nood is en oprecht tot Hem roept. Dat zien we bij David, die Hij heeft geantwoord en gered. God heeft deze vijanden niet geantwoord omdat zij alleen gespaard wilden blijven voor het zwaard. Ze wilden in leven blijven. Ze riepen niet tot God vanwege hun zondige daden met de erkenning dat zij het verdienden niet in leven te blijven. Mensen die hun recht op leven opgeven, terwijl ze erkennen de dood te verdienen, vinden het leven.

De vijanden van David hebben gekregen wat ze verdienden. Hij “vergruisde … hen als stof voor de wind” (Ps 18:43; vgl. Dn 2:35; 44). Zijn vijanden werden tot gruis gemaakt, krachteloos, als stof dat door de wind in alle richtingen wordt weggeblazen. Zo krachteloos als ze waren, zo waardeloos en verachtelijk waren ze ook. Hij “ruimde hen weg als slijk van de straat”. Slijk is iets dat je wegruimt. Je wordt er vuil van en je neemt het mee waardoor je anderen bevuilt en ook nog een spoor van bevuiling achterlaat. Daarom ruim je slijk weg. Slijk biedt ook geen enkel houvast. David heeft zijn vijanden als slijk behandeld (vgl. Js 10:6).

David is door de HEERE ook “bevrijd van de aanklachten van het volk” (Ps 18:44). Behalve dat zijn vijanden hem daadwerkelijk hebben bestreden, hebben ze ook geprobeerd hem aan te klagen. Aanklachten zijn een krachtig middel om iemands geestelijke kracht te slopen. God heeft niet toegelaten dat dit gebeurde. Hij heeft de aanklachten van hun kracht ontdaan door David Zijn onvoorwaardelijke steun te geven. Als God vóór iemand is, wie zal tegen hem zijn en beschuldigingen tegen hem kunnen inbrengen (Rm 8:31; 33)?

In plaats van de aanklachten hun verderfelijke werk te laten doen heeft God David “aangesteld tot hoofd van de heidenvolken”. God had hem niet alleen in zijn koningschap over Israël bevestigd, maar ook de heidenvolken om Israël heen onder zijn gezag gegeven (2Sm 8:1-14). Het is profetisch de vervulling van wat in Psalm 2 staat (Ps 2:8). Zijn naam en faam zijn daardoor tot ver over de grenzen van Israël uitgegaan, en elk volk afzonderlijk waarmee hij eerder niet in verbinding stond, heeft hem gediend.

De schrik voor hem zat er zo in (vgl. Ps 2:8-10), dat er onmiddellijke gehoorzaamheid bij die volken was, zodra hun oor maar van hem hoorde (Ps 18:45). Er was geen enkele gedachte aan verzet tegen hem. Ze zochten zijn gunst. De “vreemdelingen”, zij die niet tot Gods volk behoorden, “veinsden zich … te onderwerpen” aan David. Ze bogen zich wel met hun hoofd, maar niet met hun hart. Het was een berekende, huichelachtige onderwerping. Ze huiverden voor zijn kracht en macht. Het was eerbetoon uit lijfsbehoud, uit eigen liefde, en niet uit liefde voor David. David accepteerde het, hoewel hij hun huichelarij kende. Hij liet zich niet misleiden.

In de profetische toepassing zien we hier een aanwijzing dat niet alle mensen die het vrederijk binnengaan, ook opnieuw geboren zijn. Velen zullen zich alleen uiterlijk onderwerpen aan de regering van de Heer Jezus (vgl. Ps 66:3).

Deze vreemdelingen zullen uiteindelijk door de mand vallen (Ps 18:46). Er kan lang in huichelarij worden volhard, maar het uur van de waarheid komt. Ze zullen bezwijken onder de druk van de waarheid en “sidderend uit hun burchten”, de plaatsen van eigen bezigheden en veiligheid, komen. Omdat er geen liefdesverhouding met David is, zullen ze geen blijvende relatie met hem hebben en de uiteindelijke zegen missen.

Copyright information for DutKingComments