Psalms 18:50

Nederlandse verzen (47-51)

Lofzang voor God

David besluit zijn lied met een lofzang voor God. Omdat God hem de kracht heeft gegeven voor de overwinningen, geeft David Hem daarvoor alle eer. Dat “de HEERE leeft” (Ps 18:47), heeft Hij wel duidelijk laten zien in al Zijn handelingen ten gunste van David.

Wat is het geweldig te mogen weten, en dat als een realiteit dagelijks in ons hart te beseffen, dat we een Heer hebben Die leeft! Hij is de levende God (Dt 5:26; Jz 3:10; 2Kn 19:4; Ps 42:3; Mt 16:16; 1Th 1:9). Dat staat tegenover de dode afgoden van de volken. De goden van de volken hebben hun aanbidders niet kunnen helpen. Natuurlijk niet, want ze leven niet. Ze bestaan niet eens, ze zijn ijdelheid, leegheid.

Nog eens looft David de HEERE als “mijn rots”. Met die naam voor God is hij zijn lied begonnen (Ps 18:3). In de psalm heeft David aangetoond dat God die naam ten volle waard is. Hij noemt die naam daarom nog eens. God heeft hem uit alle nood gered, hem geholpen om zijn vijanden te verslaan en hem een hoge positie gegeven. Gód heeft alles gedaan als de onwankelbare rots. Tegelijk staat daarmee het eindresultaat onwankelbaar vast. Niemand zal daar ooit iets aan kunnen veranderen.

Door te zeggen “geloofd zij” roept hij ook anderen op God ervoor te loven dat Hij zijn rots is. Hetzelfde geldt voor “geroemd zij de God van mijn heil”. Hier betreft het zijn heil of behoudenis die God voor hem heeft bewerkt. Wat God voor en met hem heeft gedaan, is ook voor anderen aanleiding Hem te roemen. David richt de aandacht op Hem Die zo goed voor hem is geweest. Het is werkelijk zo, dat God alles heeft gedaan. Daarom komt Hem alleen alle eer toe.

In Ps 18:48 spreekt hij God direct aan als “de God Die mij volkomen wraak geeft”. David heeft nooit het recht in eigen hand genomen. Hij heeft de wraak, ofwel de rechtvaardige vergelding, over het kwaad dat hem is aangedaan aan God overgelaten (Dt 32:35). Dit beginsel wordt ook aan ons, nieuwtestamentische gelovigen, voorgehouden (Rm 12:19). God heeft volken aan hem onderworpen. God heeft dat gedaan door David er de kracht voor te geven die volken te onderwerpen. Dat is David zich goed bewust. Hij neemt geen enkele eer voor zichzelf, maar geeft God alle eer.

Hetzelfde geldt voor de bevrijding van zijn vijanden en de verheven plaats die hij inneemt boven hen die tegen hem opstaan (Ps 18:49). In plaats van door hen te worden overheerst, heerst hij over hen. Hij is verhoogd, zij zijn vernederd. Een speciaal woord wijdt David aan “de man van veel geweld” van wie God hem heeft bevrijd. Het kan zijn dat David hierbij denkt aan Saul. Het is ook mogelijk dat hij aan zijn eigen zoon Absalom denkt. In profetisch opzicht kunnen we dit toepassen op de antichrist of de koning van het noorden, de Assyriër. Allebei zijn het mannen van veel geweld.

Vanwege de bevrijding die hij in de vorige verzen heeft bezongen, zegt David in Ps 18:50 tegen de HEERE: “Daarom zal ik U, HEERE, loven onder de heidenvolken, voor Uw Naam zal ik psalmen zingen.” Paulus citeert dit vers om daarmee duidelijk te maken dat de komst van de Heer Jezus – van Wie David in deze psalm in zoveel opzichten een opmerkelijk beeld is – niet alleen zegen inhoudt voor Israël, maar ook voor de volken (Rm 15:9).

Voor God is het werk van Zijn Zoon zo groot, dat Hij de gevolgen daarvan niet tot Israël kan beperken (Js 49:6). Hij wil dat alle volken delen in de barmhartigheid die door Christus tot de mensen is gekomen en aan alle mensen wordt aangeboden. Het resultaat is dat God overal wordt verheerlijkt en groot gemaakt. Dat is nu precies wat dit vers zegt en waarom Paulus het citeert. Het gaat over de bevrijding van het overblijfsel door God uit de hand van de vijand. Deze bevrijding is voor hen de aanleiding om Gods Naam onder de volken te belijden.

David is zich bewust dat zijn “grote overwinningen” hem door God geschonken zijn en dat ze het gevolg zijn van de “goedertierenheid aan Zijn gezalfde” (Ps 18:51). ‘Goedertierenheid’ is hier weer de vertaling van het Hebreeuwse woord chesed dat ‘verbondstrouw’ betekent.

Wij begrijpen vanuit het Nieuwe Testament dat de HEERE Zijn zegen kan geven overeenkomstig het verbond omdat de Middelaar van dat verbond alles heeft vervuld. Het is niet alleen tot Hem, het is ook door Hem. Deze goedertierenheid zal nooit falen omdat het in feite om de Gezalfde, de Heer Jezus, de Christus, de Man van Gods welgevallen gaat. In Hem zijn alle beloften van God ja en amen (2Ko 1:20).

Vanwege “Zijn Gezalfde”, Christus, zal God ook “goedertierenheid” bewijzen “aan David en zijn nageslacht tot in eeuwigheid”. Wat een geweldig vooruitzicht. De trouw van God aan Zijn Gezalfde is ook voor ons de basis dat God ten gunste van ons zal optreden. Er is niets in en van onszelf, alles is uit Hem en door Hem. Hem zij daarvoor tot in eeuwigheid alle lof en roem gebracht!

Copyright information for DutKingComments