Psalms 27:11

De vijanden

David vraagt of God hem Zijn weg wil leren, dat wil zeggen dat Hij hem onderwijst in Zijn geboden (Ps 27:11). In aansluiting daarop vraagt hij of God hem “op een geëffend pad” wil leiden, dat is een pad waarop geen gevaar voor struikelen is omdat de hindernissen weggenomen zijn (vgl. Ps 26:12). Hij weet dat hij alleen de goede weg bewandelt als God hem leidt. De weg van geloof is een geëffend pad voor wie naar Gods Woord leven. David vraagt dit omdat de vijanden, zijn belagers, op hem loeren of hij van de weg, Gods weg, Gods geboden, afwijkt om hem dan te overvallen.

De druk van de vijanden is groot (Ps 27:12). David kent de begeerte van zijn tegenstanders. Het zijn de “valse getuigen” die tegen hem zijn opgestaan en hem beschuldigen van allerlei kwaad. Ze “briesen van geweld”, wat betekent dat ze hem gewelddadig willen ombrengen. Dit herkennen we in het proces tegen de Heer Jezus. Valse getuigen zijn tegen Hem opgestaan. Ze werden door de aanklagers bewust gezocht (Mt 26:59).

Copyright information for DutKingComments