Psalms 35:23

Vraag om recht te doen

De vijanden zeggen in Ps 35:21 dat zij “het” hebben gezien, maar David zegt tegen de HEERE: “U hebt het gezien” (Ps 35:22). En dat is waar het om gaat. De HEERE laat niet van Zich horen, maar David weet dat Hij het heeft gezien. Hij roept Hem op Zijn zwijgen te verbreken. Hij vraagt aan de “Heere”, Adonai, niet ver van hem te blijven, waarmee hij wil zeggen dat de Heere toch dicht bij hem zal komen om hem daadwerkelijk te helpen (vgl. Ps 22:12).

David roept God op om te ontwaken (letterlijk: op te staan) en wakker te worden (Ps 35:23; vgl. Ps 44:24). Hij weet dat God alles heeft gezien. Maar omdat God niets doet, lijkt het voor David of Hij Zich slapend houdt. Het is, volgens David, de hoogste tijd dat God handelend optreedt om Zijn gezalfde koning recht te doen. Hij doet een hartstochtelijk beroep op God, Die hij “mijn God en Heere” noemt, om zijn rechtszaak te voeren. Dan kan Hij de aanklagers de mond snoeren.

Het gaat David erom dat God hem recht doet naar Zijn, dat is Gods, gerechtigheid (Ps 35:24). Alleen als God, Die hij weer nadrukkelijk aanspreekt, dit keer als “HEERE, mijn God”, hem met Zijn gerechtigheid recht doet, zal elke aanklacht definitief afgewezen worden. De aanklagers zal de aanleiding ontnomen zijn om zich over hem te verblijden. Hij zal in het gelijk gesteld worden en door God worden verlost.

Ze moeten zelfs niet de innerlijke genoegdoening van zijn veroordeling krijgen en niet “in hun hart” kunnen zeggen dat ze hun zin hebben (Ps 35:25). Van hun voornemen om hem te verslinden (vgl. Kl 2:16) mag niets terechtkomen. Ze moeten afdruipen, beschaamd en allemaal rood van schaamte, al die mensen die zich over zijn onheil verblijden (Ps 35:26). God moet hen met schaamte en schande bekleden (vgl. Ps 35:4), al die mensen die zich tegen hem verheffen om hem uit de weg te ruimen.

Copyright information for DutKingComments