Psalms 45:1

Inleiding

Psalm 45 en de drie volgende psalmen (Psalmen 46-48) zijn Gods antwoord op Psalmen 42-44, die het lijden van het overblijfsel beschrijven. De grote nood in het lijden is het ervaren van de afwezigheid van God. In de komende psalmen antwoordt God op deze nood. In Psalm 45 is het antwoord dat Hij niet het lijden wegneemt, maar dat Hij de Geliefde bij hen in hun omstandigheden brengt.

Gods antwoord sluit met name aan op de roep van het overblijfsel in de laatste verzen van de vorige psalm (Ps 44:24-27). Het is een uitzonderlijk antwoord: God verhoort het gebed niet alleen, Hij komt Zelf in eigen Persoon! Daardoor verandert de toonzetting. De ellende verandert in vreugde en overwinning. God geeft het gelovig overblijfsel een bijzonder zicht op de Messias. Hij is hun Koning en zal komen om hen te bevrijden. Dat zicht op Hem en Zijn liefde voor de bruid (vgl. Hs 2:18-19), en dat Hij zal komen, geven volharding in het ondergaan van het lijden.

In Psalm 44 is God hun koning (Ps 44:5). In Psalm 45 is Christus de Koning, de ware Zoon van David. Dat blijkt uit het citaat van deze psalm in Hebreeën 1, waar de heerlijkheid van Christus wordt beschreven (Hb 1:8-9). Ook de oude Joodse geschriften, zoals de Targum – een verklarende vertaling van het Oude Testament –, erkennen dat het in Psalm 45 over de Koning-Messias gaat. De Targum vertaalt Ps 45:3 als volgt: ‘Uw schoonheid, o Koning-Messias, is groter dan de zonen der mensen.’ De psalm is niet gericht op God, maar op de Koning. De uitdrukking ‘koning’ komt in deze psalm vijf keer voor.

Dit is een bemoediging voor iedere lijdende gelovige. God neemt lijden niet altijd weg, maar Hij komt in het lijden wel op een bijzondere manier naar Zijn lijdende kind toe. Hij neemt er deel aan en helpt het dragen. Christus, Die God is, heeft de weg van het lijden zelf bewandeld, bemoedigd door de vreugde die voor Hem lag. Nu mogen de gelovigen dezelfde weg bewandelen, met Hem in het vooruitzicht, Hem Die ons liefheeft.

Tot ons komt de aansporing om te zien “op Jezus, de overste Leidsman en de Voleinder van het geloof, Die om de vreugde die vóór Hem lag, [het] kruis heeft verdragen, terwijl Hij [de] schande heeft veracht, en Die is gaan zitten aan [de] rechterzijde van de troon van God. Want let op Hem Die zo’n tegenspraak door de zondaars tegen Zich heeft verdragen, opdat u niet moe wordt en in uw zielen bezwijkt” (Hb 12:2-3).

We kunnen de psalm als volgt indelen:

Ps 45:1 Opschrift

Ps 45:2 Inleiding

Ps 45:3-6 De bruid spreekt tot de Koning

Ps 45:7-10 De heerlijkheid van de Koning

Ps 45:11-13 De Koning spreekt tot de bruid/koningin

Ps 45:14-16 De heerlijkheid van de bruid

Ps 45:17-18 Conclusie

De psalm begint in Ps 45:3 en eindigt in Ps 45:18 met “daarom” en “voor eeuwig”. De heerlijkheid van de Koning is de reden (“daarom”) van het blijvende karakter (“voor eeuwig”) van de zegeningen in Zijn koninkrijk.

Opschrift

De psalm is na Psalmen 42-44 een volgende “onderwijzing”, in het Hebreeuws een maskil. Het onderwerp is de Messias, de Koning, Wie Hij is voor God en voor de Zijnen. Deze onderwijzing zal op speciale wijze tot bemoediging van het overblijfsel in de tijd van de grote verdrukking zijn. Zie voor “een onderwijzing” verder bij Psalm 32:1 en Psalm 42:1.

Het is “een lied over de liefde”, letterlijk “een lied van de geliefden” (meervoud). Dit is al aangegeven in de indeling van de psalm. Het is een uniek lied in Psalmen. In dit lied gaat het over de liefde tussen de Koning, de Messias, en Zijn bruid, dat is het aardse Jeruzalem.

Als we in nood zijn, wil de Geest van God ons hart altijd op de liefde van God richten. Dan wil Hij ons eraan herinneren dat voor hen die God liefhebben “alle dingen meewerken ten goede” (Rm 8:28), al begrijpen wij soms niet waarom bepaalde dingen ons moeten overkomen.

Voor “voor de koorleider” zie bij Psalm 4:1.

Voor “van de zonen van Korach” zie bij Psalm 42:1.

De uitdrukking “op ‘De lelies’” wijst op de lieflijkheid van de muzieksoort. Het gaat over de toon, de melodie en muzieksoort van deze psalm. “De lelies” ziet op het gelovig overblijfsel in hun verbinding met Christus. De getrouwen zijn voor Hem als de lelies te midden van de distels (Hl 2:1-2). Distels zijn een beeld van de zonde (Gn 3:18). Het is de menselijke natuur, zoals die geworden is door de zondeval. De Koning ziet de getrouwen als deze tere veldbloemen in een omgeving die vol zonde, dreiging en geweld voor hen is en waartegen zij zich niet kunnen beschermen. Maar Hij kan dat wel. Hij doet dat door hen in liefde aan Zich te verbinden.

Nederlandse verzen (2-3)

Veel mooier dan iedereen

Als de Geliefde, de Koning in Zijn schoonheid, wordt voorgesteld, komt het hart van de dichter in beweging (Ps 45:2). Het is de werking van de Heilige Geest, de Auteur van de Schrift, Die het hart van de dichter vervult met verwondering en bewondering bij het aanschouwen van de schoonheid van de grote Koning, de Geliefde van God. Zijn hart is vol van Hem en loopt of borrelt over van goede woorden. Het woord ‘voortbrengen’ wordt gebruikt voor iets dat overloopt omdat het kookt, of voor een fontein die water opborrelt en naar buiten stuwt. Op die manier komt er bij de dichter “een goed woord” naar buiten.

Zijn innerlijk sterke gevoelens komen niet in extatische uitingen tot uitdrukking, maar worden beheerst in “een goed woord” onder woorden gebracht. Een goed woord is een woord over Christus, de Koning, Die over Sion is gezalfd (Ps 2:6).

Christus is Koning van Zijn aardse volk. Zijn relatie met Zijn hemelse volk, de gemeente, is niet die van een Koning. Nergens wordt Hij in de Schrift ‘de Koning van de gemeente’ genoemd. Voor hen die tot de gemeente behoren, is Hij Heer. Wij belijden Hem als Heer. Dat is gebeurd bij onze bekering (Rm 10:8-9) en dat belijden wij sinds wij tot geloof zijn gekomen (1Ko 8:6).

De dichter brengt het goede woord voort in de vorm van het voordragen van “gedichten … over een Koning”. Het woord ‘gedichten’ is letterlijk ‘werken’. Het ziet op het bezig zijn met de Koning, over Hem nadenken en Zich over Hem uiten (vgl. Js 5:1). Een gedicht voordragen gebeurt met veel gevoel, maar altijd beheerst en nooit uitzinnig.

Hij spreekt dingen uit met zijn tong die doen denken aan “een pen van een vaardige schrijver”. Met een pen worden dingen vastgelegd voor komende generaties (vgl. Jb 19:24). Zijn vaardigheid blijkt uit zijn bedrevenheid in het gebruik van taal, uitleg en communicatie. Het houdt in dat hij niet naar woorden hoeft te zoeken. De woorden komen als vanzelf uit een overvol hart, geïnspireerd door de Heilige Geest, als hij door het aanschouwen van de geliefde Koning tot bewondering komt.

Hij spreekt woorden die hem worden ingegeven. Zijn tong wordt gebruikt als de pen van de Heilige Geest. De Heilige Geest spreekt altijd over Christus (Jh 16:13-14). Dat doet Hij niet in een oncontroleerbare woordenstroom, maar in volledig bewustzijn van wat hij zegt. Een onderdeel van “de vrucht van de Geest” is “zelfbeheersing” (Gl 5:22; vgl. 1Ko 14:32).

Eerst spreekt de Heilige Geest, dat is de Geest van Christus, in de dichter over de dagen van Christus in het vlees op aarde. God stelt Zijn Geliefde aan het lijdende overblijfsel voor. Hij is een Mens, maar tegelijk veel mooier dan alle andere mensen (Ps 45:3). Hij is de Mens bij uitstek. “Hij steekt als een vaandel uit boven tienduizend” (Hl 5:10). Dat wordt alleen gezien door het oog van het geloof (Jh 1:14). Hij is Gods antwoord op de nood waarin de gelovige kan zijn. Door op Hem te zien wordt de innerlijke benauwdheid weggenomen.

Van David wordt gezegd dat hij mooi van gestalte is (1Sm 16:12; 1Sm 17:42). Van Salomo wordt gezegd dat hij als een vaandel uitsteekt boven tienduizend en dat alles aan hem geheel en al begeerlijk is (Hl 5:10; 16). Maar van deze Koning wordt gezegd dat Hij mooier is dan de mensenkinderen omdat uit Zijn mond genade stroomt (vgl. Jh 1:16). Zijn schoonheid is niet uiterlijk, maar zien we op een bijzondere manier in Zijn woorden (Lk 4:22a; vgl. Sp 22:11; Pr 10:12a).

Hij is de Zoon des mensen. Hij is Mens geworden, Hij is op aarde gekomen, geboren uit een maagd en heeft op aarde gewandeld, terwijl Hij goeddeed. Hij is verworpen en gekruisigd, gedood, opgestaan uit de doden en naar de hemel gevaren. Deze Zoon des Mensen zal komen als antwoord op de gebeden van het gelovig overblijfsel.

“Uitgegoten” wil zeggen dat Zijn woorden van genade als water uit Zijn mond naar Zijn hoorders stroomden. Het gaat om de manier van spreken, een manier die in overeenstemming is met de schoonheid van Zijn Persoon en waardoor Hij bijzonder aantrekkelijk is. Van Hem wordt het getuigenis gegeven dat “nooit … een mens zo gesproken” heeft als Hij (Jh 7:46).

“Daarom”, dat wil zeggen omdat Hij zo is en zo heeft gesproken, heeft God Hem “voor eeuwig gezegend”. Dit laatste is ook een aanwijzing dat deze psalm een gewone koning zoals David of Salomo overstijgt, en op Christus wijst, Die van de Schriften heeft gezegd: “Die zijn het die van Mij getuigen” (Jh 5:39).

Dit “voor eeuwig gezegend” zijn is begonnen nadat Christus het werk op het kruis heeft volbracht. Toen heeft God Hem opgewekt en verheerlijkt en Hem de Naam gegeven die boven alle naam is. Hij heeft Hem voor eeuwig gezegend met elke denkbare zegen, ook die van Zijn heerschappij over de wereld. Dat wordt bij Zijn tweede komst in oordeel duidelijk.

De verlossing van Zijn volk en het oordeel over Zijn vijanden vinden dan plaats, niet door middel van een engel of een menselijke verlosser, maar doordat de HEERE Zelf als Koning verschijnt. Daarover spreekt de dichter in de volgende verzen waar hij over de Koning en Bruidegom spreekt.

Copyright information for DutKingComments