Psalms 45:11

Nederlandse verzen (11-16)

De bruid

Nu wordt de bruid direct aangesproken (Ps 45:11). Het eerste wat tegen haar wordt gezegd, is dat ze moet luisteren. God heeft haar iets te zeggen. Elke verandering begint met luisteren. Wat wordt gezegd, moet ze ‘zien’ (“zie”), inzien, in de zin van overwegen, en daar haar oor naar neigen, haar oor erop afstemmen. Het gaat namelijk om iets belangrijks: God vertelt haar op welke manier ze haar schoonheid kan laten zien, waardoor het verlangen van de Koning naar haar zal uitgaan.

Zij zal in haar schoonheid aantrekkelijk voor Hem zijn als ze haar verleden vergeet. Het gelovig overblijfsel moet de zonden die het volk in het verleden heeft begaan, vergeten (Ps 103:12). Het oordeel daarover, dat door de Messias is gedragen, heeft een breuk met het verleden veroorzaakt. Haar volle toewijding aan Hem zal daarvan het bewijs zijn.

Ieder die zich bekeert, kent dit. Hij breekt met het verleden en start een nieuw leven. Met betrekking tot het verleden is er niets waarop het overblijfsel zich kan beroemen of een recht op kan laten gelden. Door hun ontrouw hebben ze alle recht op de belofte verspeeld.

We zien dat voorgesteld in Ruth, de Moabitische. Als Moabitische heeft ze geen enkel recht op een verblijf in het land, laat staan op een erfdeel erin (Dt 23:3-6). Ze verlaat echter haar volk en maakt zich afhankelijk van de genade. Dat brengt haar in verbinding met Boaz, een type van de Heer Jezus, waardoor ze alles krijgt wat hij bezit (Ru 1:7-17; Ru 4:9-10).

De verbinding met Christus verbreekt alle natuurlijke verbindingen die er waren en vormt heel nieuwe verbindingen (vgl. Gn 12:1; Mt 10:37; Mt 12:48-50; 2Ko 5:17). Het “huis van uw vader” ziet op de sterke aardse band die in de familiebetrekkingen aanwezig is. Ook die moet worden prijsgegeven als het gaat om de verbinding met de Messias (vgl. Lk 9:59-60). Het verlangen van de Koning wordt bepaald door de gehechtheid aan Hem ten koste van elke natuurlijke verbinding.

Als Hij dat opmerkt, zal Hij naar haar schoonheid verlangen (Ps 45:12). De schoonheid van Jeruzalem kan gaan stralen, “wanneer de Heere de vuilheid van de dochters van Sion afgewassen zal hebben en de vele bloedschuld van Jeruzalem uit het midden ervan weggespoeld zal hebben door de Geest van oordeel en door de Geest van uitbranding” (Js 4:4). In plaats daarvan heeft de Bruidegom haar de versieringen van een bruid gegeven (Js 61:3; vgl. Gn 24:53a).

Voor ons wil het zeggen dat wij zo wandelen, dat de Heer daarin Zijn vreugde vindt. Dat doen we als we de verbinding met de natuurlijke relaties verbreken. Het is ook wat Christus heeft gedaan. De oude verbindingen zijn weggedaan door Zijn werk aan het kruis, waardoor Hij nieuwe heeft gevormd. Elk roemen in het vlees moet worden prijsgegeven. Paulus zegt: “Als wij al Christus naar [het] vlees hebben gekend, dan kennen wij [Hem] nu niet meer [zo]” (2Ko 5:16).

De erkenning daarvan zal worden gezien in de onderdanigheid aan Zijn gezag ofwel van Zijn Heer zijn. Het ontzag van de bruid voor haar Bruidegom blijkt uit haar buigen voor Hem, dat is Hem het verschuldigde respect geven. Deze houding van ontzag behoort in onze tijd ook de vrouw ten opzichte van haar man te kenmerken (Ef 5:33b; 1Pt 3:6).

De bruid zal van “de dochter van Tyrus”, dat zijn de inwoners van Tyrus, “een geschenk” krijgen (Ps 45:13). Tyrus was de rijkste stad van het nabije Oosten in die tijd. Deze stad, en ook andere rijke naties, zullen hun bijdragen naar Jeruzalem brengen (vgl. Js 60:5-7; Op 21:24; 26). Dat zullen ze doen om daarmee te trachten het “aangezicht” van de bruid “gunstig te stemmen”. Israël of Jeruzalem wordt dan niet meer veracht en vertrapt, maar zal worden erkend als de stad waarvan ze afhankelijk zijn voor elke zegen.

De bruid is een “koningsdochter”, wat betekent dat ze van koninklijke afkomst is (Ps 45:14). “Innerlijk” wil zeggen ‘daarbinnen’, dat is in het innerlijk van het huis waar ze is. Het houdt in dat ze nog niet voor iedereen zichtbaar is. Daarbinnen is ze “één en al heerlijkheid”, want “haar kleding bestaat uit borduurwerk van gouddraad”. Haar bruiloftskleed is kunstig geborduurd van gouddraad. Er is niets wat aan haar verleden herinnert. Haar verschijning heeft de uitstraling van de heerlijkheid van God (vgl. Op 21:10-11). Ze is er klaar voor om de Bruidegom te ontmoeten.

Dan wordt de bruid in haar “kleurrijk geborduurde kleding … naar de Koning geleid” (Ps 45:15; vgl. Ez 16:10; 13) om met Hem verenigd te worden (vgl. Gn 2:22). In haar gevolg zijn de “jonge meisjes, haar vriendinnen”. In hen kunnen we een beeld zien van de steden van Juda (Js 40:9), die komen om de Koning te eren. Wat een contrast is er tussen de behandeling van de Koning toen Hij werd gekruisigd en dit tafereel. Nu wordt Hem eer gebracht. De hele wereld zal zich over deze verbinding verheugen. Het boek Hooglied gaat in vervulling.

De hele bruiloftsstoet gaat in vreugde het paleis van de Koning binnen (Ps 45:16). Nu komt de bruid met haar gevolg bij de Koning. Allen die bij haar zijn, worden als het ware als koningsdochters ontvangen. Dit kan niet anders dan de grootst mogelijke vreugde bij hen bewerken. Er is grote blijdschap bij allen. Dat komt tot uitdrukking in de metgezellinnen van de bruid. Ook zij zijn vol vreugde om de genade die aan allen werd bewezen.

Ook voor de gemeente geldt dat zij “met vreugdegejuich” voor Christus gesteld wordt, tot heerlijkheid van God (Jd 1:24; Ef 3:20-21; Ef 5:27). Dan zal de oproep door de hemel klinken: “Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt; en haar is gegeven bekleed te zijn met blinkend, rein, fijn linnen, want het fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen” (Op 19:7-8).

Copyright information for DutKingComments