Psalms 46:8-11

Nederlandse verzen (9-12)

God doet oorlogen ophouden

De psalmist roept op om te komen en “de daden van de HEERE” te zien (Ps 46:9). ‘Zien’ wil zeggen overdenken, met als resultaat het opgeven van het verzet tegen God gevolgd door een verstandig handelen. Het gaat om het overzien van het slagveld. Daar liggen de verslagen vijanden als het resultaat van Zijn daden (vgl. Js 37:36). Hij heeft vanwege de grote verdrukking “verwoestingen op de aarde“ aangericht, waarvan de resultaten zichtbaar zullen zijn (Js 66:23-24). Hij heeft, als de steen die zonder toedoen van mensenhanden is losgekomen, het statenbeeld dat de wereldrijken voorstelt, verwoest (Dn 2:44-45; vgl. Js 34:2-4). Als het zover is, is de tijd van de oordelen voorbij.

Met het aanrichten van Zijn verwoestingen heeft de HEERE de oorlogen doen ophouden “tot aan het einde der aarde” (Ps 46:10; Zc 9:10). De Vredevorst zit op de troon in Jeruzalem. De tijd van de vrede is gekomen. Wat vergaderingen en conferenties van welke machtige regeerders ook nooit hebben kunnen bewerken, heeft Hij tot stand gebracht: wereldvrede.

Hij heeft ook voor een totale ontwapening gezorgd, iets wat regeringen steeds hebben gepoogd te bereiken. Het is nooit gelukt omdat het gebeurde op basis van het misplaatste vertrouwen in de mens. Door de Heer Jezus zijn alle militaire middelen gebroken of stukgeslagen en omgezet in nuttige instrumenten (Js 2:4; Mi 4:3). Strijdwagens zijn “met vuur verbrand” en daardoor onbruikbaar geworden (Js 9:4; vgl. Ez 39:9). Ze zijn ook niet meer nodig.

Aan dit perspectief verbindt God de boodschap voor de mens om op te houden met zijn inspanningen zelf dingen te regelen (Ps 46:11). Hij moet het opgeven in het besef dat hij slechts een mens is en dat God alleen God is. De mens moet ophouden in zijn hoogmoed te denken dat hij ook maar iets kan bijdragen aan wereldvrede, laat staan dat hij die zou kunnen bewerken. Elke poging van de mens daartoe is een loochening van het bestaan en bestuur van God.

God is de Enige Die geroemd zal worden onder de heidenvolken en op de aarde. De wetenschap dat Hij God is, mag niet slechts een verstandelijk weten zijn. Het moet brengen tot het zichzelf toevertrouwen aan Hem (Ps 46:12), dat je bij Hem je toevlucht zoekt, dat Hij jouw vesting is.

Wat de gelovigen ook mag overkomen, welke tegenstand zij ook mogen ervaren, zij kunnen vol vertrouwen zeggen dat “de HEERE van de legermachten” met hen is (Rm 8:31-39). De Aanvoerder van alle aardse en hemelse legermachten, zowel van de goede als van de kwade, is met hen. Waarom en waarvoor zullen ze dan nog vrezen? Daarbij mogen ze weten dat “de God van Jakob” voor hen “een veilige vesting” is. De naam ‘Jakob’ ziet op het volk in zijn zwakheid. Maar als God hun veilige vesting is, betekent dit dat ze onaantastbaar zijn, want wie kan Hem iets doen?

Copyright information for DutKingComments