Psalms 5:11

Nederlandse verzen (12-13)

Zegen voor wie de Naam liefhebben

In Ps 5:12 spreekt David als de koning van zijn volk tot God over “allen die tot U de toevlucht nemen”. Hij vraagt voor hen of God hen wil verblijden door de uitoefening van Zijn gerechtigheid in het verdelgen van de goddelozen. Het betreft hen die hem in zijn verwerping volgen en in zijn smaad delen. Zij die bij God bescherming zoeken, geven daarmee aan dat zij de “Naam” van de HEERE “liefhebben” (vgl. Sp 18:10). De “Naam” wijst op het verbond. De “Naam liefhebben” betekent dat zij bescherming zoeken op grond van het verbond.

Vertrouwen in God en Hem liefhebben horen bij elkaar. Liefde vertrouwt op bescherming. Wie de Naam liefheeft, heeft de Persoon lief vanwege Zijn eigenschappen, vanwege alles wat Hij is en doet. De Naam is alles waarin Hij Zich aan de mens openbaart, wat Hij in Zijn eigenschappen van Zichzelf aan de mens laat zien.

David vraagt aan God om hen die Hem vertrouwen en liefhebben en daarom bij Hem bescherming zoeken, te laten delen in een uitbundige vreugde. Hij spreekt over “verblijd zijn”, “voor eeuwig juichen” en “van vreugde opspringen”. Dit is een enorme tegenstelling met het oordeel dat hij in Ps 5:11 voor de ongehoorzamen heeft gevraagd.

Wat David voor zijn trouwe volgelingen vraagt, vraagt hij op grond van wat hij van God weet. Dit blijkt uit het woord “immers” (Ps 5:13). Hij zegt daarmee dat God ontegenzeglijk zo is. Hij zegent “immers … de rechtvaardige”. God heeft groot welgevallen in ieder die als een rechtvaardige leeft.

Die rechtvaardige kan wel door vijanden omsingeld zijn, maar die kunnen hem niets doen, want God omringt de rechtvaardige “met goedgunstigheid als met een schild”. Wie de rechtvaardige kwaad wil doen, zal door dat schild heen moeten dringen. Elke poging daartoe is zinloos en tot mislukken gedoemd, want het is het schild van God.

Copyright information for DutKingComments