Psalms 54:1

Nederlandse verzen (1-2)

Opschrift

Deze psalm is “een onderwijzing van David” (Ps 54:1). Het is een onderwijzing, een maskil, voor de verstandigen, de maskilim. Als het overblijfsel gevlucht is naar het buitenland, zullen de vreemden (Ps 54:5a), voorgesteld in de Zifieten (Ps 54:2), die een beeld zijn van de omringende volken, hen verraden aan de geweldplegers (Ps 54:5b), voorgesteld in Saul, die een beeld is van de antichrist, en zijn volgelingen. Psalm 54 onderwijst het overblijfsel om tot God te bidden en hun vertrouwen te stellen op Hem, Die hen zal verlossen.

Voor “een onderwijzing” zie bij Psalm 32:1.

Voor “voor de koorleider, bij snarenspel” zie bij Psalm 4:1.

In Ps 54:2 lezen we de aanleiding voor het schrijven van deze psalm. Dit is een van de veertien psalmen die in het opschrift de aanleiding van hun ontstaan vermelden (Ps 3:1; Ps 7:1; Ps 18:1; Ps 30:1; Ps 34:1; Ps 51:1; Ps 52:1; Ps 54:1; Ps 56:1; Ps 57:1; Ps 59:1; Ps 60:1; Ps 63:1; Ps 142:1). In de tijd dat David op de vlucht is voor Saul, hebben de Zifieten twee keer aan Saul doorgegeven waar David zich verbergt (1Sm 23:19; 1Sm 26:1). Dit verraad is de aanleiding voor deze psalm.

Veel van deze psalm is van toepassing op ons, die ook te lijden hebben van wat mensen ons aandoen omdat we van Christus zijn. Daarbij kunnen we vooral denken aan alle gelovigen die vanwege hun geloof worden vervolgd, zoals in Noord-Korea, China en islamitische landen.

Nederlandse verzen (3-5)

Verlossing door Gods Naam

David vraagt aan God om hem door Zijn Naam van zijn vijanden te verlossen (Ps 54:3). De “Naam” staat voor alles wat God is, voor Zijn Wezen en al Zijn eigenschappen. Een van die eigenschappen is Zijn macht tot het uitoefenen van gerechtigheid. David vraagt of God hem door Zijn macht recht wil verschaffen. Profetisch is het de taal van het gelovig overblijfsel in de eindtijd als zij verdrukt worden door de eigenwillige, valse koning, de antichrist.

David richt zich tot God, niet tot de HEERE. Dat doet hij pas aan het einde van de psalm, als de verbondstrouw van de HEERE is gebleken (Ps 54:8). Nu gaat het erom dat God Zijn macht toont tegenover vijandige mensen. Zijn vijanden zoeken geen rechtstreekse confrontatie met David, maar handelen met listig verraad.

Als David ervan hoort (1Sm 23:25; 1Sm 26:3-4), gaat hij de vijanden niet in eigen kracht te lijf, maar doet een beroep op de macht van God. Daar hebben zijn vijanden geen oog voor, maar David des te meer. Hij weet dat hij in zijn recht staat en hij vraagt aan God om dat door Zijn macht aan zijn vijanden te tonen.

Nadat David in Ps 54:3 direct met zijn nood bij God is gekomen, vraagt hij vervolgens aan God om naar zijn gebed te luisteren (Ps 54:4). Zijn gebed bestaat uit “de woorden van mijn mond”. Hij maakt God in duidelijke woorden bekend wat zijn nood is en wat hij graag wil dat God doet. Zo mogen ook wij door onze woorden onze nood bij God bekendmaken (vgl. Fp 4:6).

Dan omschrijft David wat hem bezighoudt, wat zijn nood is (Ps 54:5). Er zijn “vreemden” die tegen hem opstaan en hem willen doden. “Vreemden” wil zeggen: zij die niet tot Israël behoren, de heidenvolken. De Zifieten zijn daarvan een type, een voorbeeld. Ze zijn bewoners van de woestijn Zif, mogelijk Israëlieten, mogelijk ook Kanaänieten, die voor David onbekend zijn (vreemden). In elk geval stellen zij profetisch de heidenvolken voor.

Deze vreemden willen David doden. Ze zijn op hem als op een misdadiger gericht en niet op God, ze houden God niet voor ogen en rekenen niet met Zijn gezag. Als ze dat wel zouden doen, zouden ze David zien zoals God hem ziet. Maar Hij staat hun niet voor ogen, ze denken niet aan Hem, aan Zijn macht en Zijn gerechtigheid. De gelovige, David, het overblijfsel, doet dat wel (Ps 16:8).

Copyright information for DutKingComments