Psalms 57:6

Nederlandse verzen (5-7)

De klacht

David vergelijkt zijn tegenstanders met verscheurende leeuwen (Ps 57:5; vgl. Ps 10:9). Hij bevindt zich er middenin, hij is erdoor omgeven. Het zijn “mensen die verzengen [als vuur]”. Hun haat gloeit als een vuur in hen en ze willen hem verzengen. Hun woorden komen uit het vuur van de hel (Jk 3:6). Hij ligt tussen hen, zonder dat hij iets aan zijn positie kan veranderen. Tegelijk geeft “ik lig” een zekere rust aan. Hij kan liggen en slapen (vgl. Ps 3:6-7).

De “mensenkinderen” die om hem heen zijn, hebben tanden als “speren en pijlen”. Ze willen hem met hun woorden verslinden (vgl. Ps 52:6). Hun tong vergelijkt hij met “een scherp zwaard” (vgl. Ps 52:4). Ze geven uiting aan de moordzucht en de haat die hen vult in woorden die een dodelijke uitwerking hebben. Ze breken David totaal af door de ergste lasterpraat over hem te verspreiden (1Sm 24:10; 1Sm 26:19).

In het licht van die zo bedreigende omstandigheden vraagt David aan God om Zich boven de hemel, het uitspansel, te verheffen en Zijn eer of heerlijkheid over de hele aarde zichtbaar te maken (Ps 57:6). Daarmee vraagt hij of God het oordeel over de ongerechtigheid wil uitvoeren. Het kan niet langer zo doorgaan. Het gaat David om Gods eer en heerlijkheid. Die moet zichtbaar worden en daar is nu niets van te zien.

Dat God Zich verheft en vertoont, is nodig, want zijn vijanden hebben het voor het zeggen. Zij hebben “een net gereedgemaakt” voor zijn voeten om hem te vangen (Ps 57:7). Dat net, dat is gecamoufleerd met takjes en bladeren, ligt over “een kuil” die ze voor hem hebben gegraven om hem daarin te vangen zoals een wild dier gevangen wordt (vgl. Ps 35:7).

Ze willen hem in de val lokken. Zijn ziel wordt erdoor neergebogen, zozeer wordt hij door zijn vele tegenstanders in het nauw gebracht. Maar in het geloof ziet David dat hun hinderlagen zullen mislukken en dat zijn vijanden het lot ondergaan dat ze voor hem in gedachten hadden (vgl. Ps 7:16; Es 9:25; Dn 6:25).

Copyright information for DutKingComments