Psalms 60:8

Nederlandse verzen (8-10)

God heeft gesproken

Het antwoord van God waar David om vraagt (Ps 60:7), geeft God “in Zijn heiligdom” (Ps 60:8). Dit antwoord is de kern van de psalm. Het is het keerpunt van roepen om hulp tot God, waarop God met een Godsspraak antwoordt. Het is een plechtige uitspraak, gedaan in Zijn heiligdom. Het is mogelijk om te vertalen dat God spreekt ‘bij Zijn heiligheid’, wat de plechtigheid nog meer benadrukt (Am 4:2; Ps 89:36).

Waar het om gaat, is dat we in het heiligdom moeten zijn (Ps 73:17), waar God woont, om Gods zicht op een situatie te kennen. Daar maakt Hij Zijn gedachten als antwoord op onze vragen bekend. Als we weten hoe God over een zaak denkt, geeft dat aanleiding tot het opspringen van vreugde. Dan verdwijnen wanhoop en twijfels en komt er zekerheid over de uitkomst van de strijd.

Eerst spreekt God Zijn rechten uit op Sichem, Sukkoth, Gilead, Manasse, Efraïm en Juda (Ps 60:8b-9). Sichem ligt aan de westzijde van de Jordaan, in het land, en Sukkoth aan de oostzijde, de woestijnzijde van de Jordaan. Ze wijzen op het begin van de terugkeer van Jakob naar het beloofde land (Gn 33:17-18). Dat God Sichem zal “verdelen”, bewijst Zijn recht erop (Ps 60:8b). Hij zal het geven aan wie het toebehoort. Het “opmeten” van het dal van Sukkoth heeft dezelfde betekenis. God zal het hele gebied opmeten en zo het precies opgemeten gebied geven aan wie het toebehoort, niet meer en niet minder.

“Gilead” ligt in de woestijnzijde van de Jordaan en “Manasse” ligt gedeeltelijk in het land en gedeeltelijk aan de oostzijde, de woestijnzijde van de Jordaan (Ps 60:9). Van Gilead en van heel Manasse zegt God dat die “van Mij” is. “Efraïm” staat voor de tien stammen en “Juda” voor de twee stammen. Samen vormen ze het hele land Israël. Efraïm wordt gezien als een helm, of schild, letterlijk ‘sterkte’, in de betekenis van beschutting. Van Juda zegt God dat hij Zijn wetgever is (vgl. Gn 49:10; Nm 21:18). Van Juda uit zal Zijn wet overal geleerd en gehandhaafd worden. Dit zal de situatie zijn als de Messias regeert.

Vervolgens laat God weten dat Hij ook het eigendomsrecht heeft op alle gebieden buiten Israël. Daarvan noemt Hij Moab, Edom en Filistea bij name (Ps 60:10). Deze gebieden liggen respectievelijk ten oosten, ten zuiden en ten westen van Israël en liggen binnen de grenzen van het land zoals dat aan Abraham is beloofd. Ook aan deze namen voegt God iets toe.

Tijdens de grote verdrukking zal het overblijfsel vluchten naar Moab, zoals de ouders van David naar Moab gevlucht zijn voor koning Saul (1Sm 22:3-4). Van Moab zegt God: “Moab is Mijn waskom.” Een waskom of wasvat dient om voeten te reinigen. God heeft Moab gebruikt om daar Zijn volk te reinigen (Js 16:4).

Van Edom zegt Hij dat Hij daarop Zijn schoen zal werpen. Dit betekent dat Hij dit volk aan Zich zal onderwerpen (vgl. Ru 4:7). Filistea wordt opgeroepen over God te juichen. Dat is een gedwongen juichen. Ze moeten dat doen vanwege Gods ontzagwekkende daden ten gunste van Zijn volk en ten koste van de vijanden van Zijn volk, waaronder ook zij zijn.

Copyright information for DutKingComments