Psalms 62:3

Nederlandse verzen (4-5)

Bedenkers van kwaad

Wat in deze twee verzen van de bedenkers van kwaad wordt beschreven, heeft de Heer Jezus op de volste wijze ervaren. Hij is de “Man” tegen Wie voortdurend kwaad is bedacht. Wij moeten ons niet verwonderen als de wereld ook ons haat (1Jh 3:13). De wereld heeft de Heer Jezus gehaat (Jh 7:7a) en zal daarom ook ons haten (Jh 17:14). Ook het gelovig overblijfsel in de toekomst zal dit ondervinden.

Tegen de Heer Jezus zijn voortdurend beraadslagingen gehouden om Hem van Zijn hoogte af te stoten. Bij David is zijn koningschap de hoogte waarvan zij hem willen afstoten. Bij de Heer Jezus zijn het Zijn volmaakt zuivere, zondeloze gedrag en Zijn volmaakte woorden, waardoor zij in het licht zijn gekomen. Dat licht hebben zij gehaat (Jh 7:7) en daarom hebben zij Hem van Zijn hoogte willen afstoten (Lk 4:29).

De vraag “hoelang” (Ps 62:4) is hier niet de verzuchting van iemand die gebukt gaat onder vijandschap. Het is de uiting van iemand die stil is voor God. Vanuit Gods tegenwoordigheid stelt hij aan de bedenkers van kwaad de vraag hoelang ze denken nog hun gang te kunnen gaan. Het is geen angstige, maar een bijna uitdagende vraag: ‘Hoelang denken jullie nog met jullie zinloze bedenksels te kunnen doorgaan?’

De vijanden denken dat ze sterk staan en hun doel zullen bereiken. Maar David kent de werkelijkheid en houdt hun die voor: “U zult allen gedood worden.” Ze lijken wel sterk als een wand en een muur, maar David ziet dat ze zijn “als een hellende wand, een instortende muur”. De indruk van hun kracht is schijn. Binnenkort zullen ze omvallen en instorten (vgl. Js 30:12-14).

De bedenkers van kwaad tegen de Godvrezende beraadslagen “zeker” – daaraan bestaat geen twijfel – hoe zij hem van zijn hoogte zullen afstoten (Ps 62:5). Het betreft hier David in zijn hoge positie als koning. Het zijn niets anders dan dwaze beraadslagingen die gedoemd zijn te mislukken.

Zij kijken alleen naar zijn positie. Ze zijn er blind voor dat zijn ‘hoogte’, en die van iedere Godvrezende de hoogte van de rots is. Die rots is God. Het idee alleen al om hem daarvan af te willen stoten is bespottelijk. De toepassing voor ons is dat de duivel wil proberen ons onze hemelse positie in Christus te ontnemen. Dat is ook een dwaze poging. Die kan hij ons niet ontnemen, want die is verankerd in Christus. Wat hem soms wel lukt, is ons de rust en het genot van onze hemelse positie te ontnemen.

Ze liegen graag, “zij scheppen behagen in leugen”. Het gaat niet om leugentjes, maar om liegen over God. Liegen is hun natuur. Het zijn echte kinderen van hun vader, de duivel, die “een leugenaar is en de vader ervan” (Jh 8:44). Als ze dan ook “met hun mond zegenen”, liegen ze in werkelijkheid, want “in hun binnenste vervloeken zij”. Behalve leugenaars zijn ze ook huichelaars die in hun hart de gelovigen haten. Ze wensen de gelovigen niet het goede, maar het kwade.

Copyright information for DutKingComments