Psalms 62:9

Nederlandse verzen (10-11)

Ongefundeerd vertrouwen

Nadat David erop heeft gewezen dat we God te allen tijde zullen vertrouwen, waarschuwt hij ervoor dat we niet op mensen en menselijke middelen zullen vertrouwen. Met de “eenvoudigen” (Ps 62:10) – Hebreeuws bene adam, dat is zonen van mensen, mensenkinderen – worden gewone mensen bedoeld. Zij zijn niet meer dan “een zucht”. Zucht is in het Hebreeuws hebel. Daarvan is de naam Abel afgeleid. Als Adam en Eva hun zoon Abel noemen, is dat een daad van geloof. Hetzelfde vinden we in Psalm 90, waar staat dat wij onze jaren “als een gedachte” doorbrengen (Ps 90:9). Het Hebreeuwse woord voor ‘gedachte’ kan ook vertaald worden met ‘zucht’.

Een zucht is iets ongrijpbaars en uiterst vluchtigs. Zo is een mens: vandaag is hij er, morgen is hij er niet meer. Het is de grootste dwaasheid enige ondersteuning van zoiets onzekers te verwachten. God daarentegen blijft altijd Dezelfde, Hij heeft alle macht en bij Hem is alles zeker.

De “aanzienlijken” zijn “een leugen”. Hier gaat het om waardige mensen – Hebreeuws bene-isch –, mensen, tegen wie andere mensen vol verwachting opkijken. David, dat wil zeggen Gods Geest, veegt die verwachting met één woord van tafel: zij zijn een “leugen”. Het gaat niet om hun persoonlijke karakter, alsof ze altijd vals en verraderlijk zijn, maar om het idee dat elke verwachting van hun hulp in plaats van God ‘een leugen’ is.

Als alle mensen samen in een weegschaal worden gewogen, zijn ze nog lichter dan een zucht. Het beeld is dat van de ouderwetse balansweegschaal, de weegschaal met twee armen met aan elke arm een schaal. Als op de ene schaal alle mensen worden gelegd en op de andere schaal een zucht, slaat de balans door naar de kant van de schaal met de zucht. Alle mensen samen hebben geen enkel gewicht. Hoe dwaas is het dan om van hen, of ze nu eenvoudig of aanzienlijk zijn, enige hulp te verwachten. Het is zinloos, zonder enig gewicht. Je moet de goede weegschaal hebben, die van God, om tot die conclusie te komen (vgl. Dn 5:27).

Na het zinloze van vertrouwen op mensen wijst David op het zinloze van het vertrouwen op verkeerde middelen (Ps 62:11). Vertrouwen op “onderdrukking” betekent dat we mensen onder druk zetten om ons te helpen, bijvoorbeeld door hen te manipuleren. Wij zetten dan op een ongeoorloofde en doortrapte manier de hulpmiddelen naar onze hand. In het verlengde hiervan ligt het roven van het bezit van een ander. Dan eigenen we ons op ongeoorloofde en brute manier hulpmiddelen toe. Elk vertrouwen op wat is geroofd, is “ijdele hoop”. Het is hoop die als een zucht vergaat. Daarbij komt dat God dit zal oordelen.

Ook vertrouwen op vermogen is verkeerd. Als dat toeneemt – ook zonder onderdrukking en zonder roof –, moet daar niet het hart op worden gezet. Tussen vermogen en onzekerheid moet een ‘is gelijk aan’ teken worden geplaatst: vermogen = onzekerheid (1Tm 6:17a). Het kan zomaar verdwijnen, het kan zomaar in het niets oplossen (Sp 11:28; Sp 23:5; Sp 27:24).

Mensen en middelen kunnen nooit het leven van een mens voor de eeuwigheid redden en ook nooit de ware voldoening aan zijn bestaan geven. Alleen God kan voldoen aan de diepste behoeften van een mens.

Copyright information for DutKingComments