Psalms 64:3

Nederlandse verzen (4-7)

Het werk van de vijand

In deze verzen onderbouwt David zijn klacht. Hij vertelt gedetailleerd aan God hoe de oproerige menigte te werk gaat om hem om het leven te brengen. Hij begint met het dodelijke effect van hun spreken (Ps 64:4). Voordat ze hem daadwerkelijk doden, houden ze eerst een lastercampagne tegen hem om hem geestelijk te vermoorden. Dan heeft hij geen kracht meer om zich lichamelijk te verzetten. De woorden van de vijanden vergelijkt hij met een zwaard en een scherpe pijl (vgl. Sp 25:18). Het zijn wapens die verwoesten en doorboren.

Hij vergelijkt de tong met een zwaard (vgl. Ps 55:22; Ps 57:5; Ps 59:8). Hun tong is gescherpt als een zwaard. De woorden die ze spreken, zijn scherp en snijden diep in zijn ziel. Hun woord, het geheel van wat ze zeggen, is als een giftige pijl die diep in het lichaam binnendringt. Hun pijl is gedoopt in bitterheid. Ze leggen die pijl aan, ze mikken nauwkeurig op het doelwit en schieten hem dan af.

Zo zijn veel mensen verbitterd op gelovigen omdat die hen wijzen op de wil van God en daar willen ze helemaal niets van weten. God krijgt van alle ellende de schuld, terwijl ze eraan voorbijgaan dat ze de ellende waarin ze zijn aan zichzelf te wijten hebben. Ze schieten hun bittere woorden als pijlen op de gelovigen, en daardoor op God en Christus, af. Dit zal het gelovig overblijfsel in de eindtijd meemaken.

Deze pijlen zijn op de Heer Jezus afgeschoten. Hij heeft hun haat ondervonden: “Mij haat zij, omdat Ik van haar getuig dat haar werken boos zijn” (Jh 7:7b). Zo’n pijl gebruiken ze als ze tegen Hem zeggen: “Wij zijn niet geboren uit hoererij” (Jh 8:41), waarmee ze er in bedekte termen op zinspelen dat Hij dat wel is. Een andere pijl is dat ze tegen Hem zeggen: “Zeggen wij niet terecht dat U een Samaritaan bent en een demon hebt?” (Jh 8:48b).

Denk ook aan de strikvragen die ze de Heer Jezus hebben gesteld, de beschuldigingen van Hem voor de hogepriester en voor Pilatus, en uiteindelijk de smaadwoorden toen Hij aan het kruis hing. Deze bittere pijlen hebben zij op de Heer afgeschoten. Deze pijlen zijn des te pijnlijker omdat ze niet alleen zijn afgeschoten door de ongelovige wereld, maar vooral door de godsdienstige wereld. Ook bij de gelovigen kan het gebeuren dat deze bittere pijlen worden afgeschoten door medechristenen. Die pijlen dringen extra diep in.

Het Joodse overblijfsel zal vooral te maken hebben met de pijlen die van de antichrist en zijn volgelingen komen. Ook het beest van het herstelde Romeinse rijk, het verenigd Europa, en de vijandige volken die hen omringen en waar zij naartoe gevlucht zijn, zullen zich niet onbetuigd laten. Allemaal zullen ze deze pijlen op hen afschieten.

Deze bedrijvers van onrecht gaan ook stiekem te werk. Ze verschuilen zich in “verborgen plaatsen” (Ps 64:5). Ze zijn in de duisternis. Daar voelen ze zich zeker. Hun hinderlaag is een uitstekende positie om “de oprechte te beschieten”. Dat doen ze “plotseling”, zonder dat er bij hen enige vrees voor God of mensen is. “Geen vrees voor God staat hun voor ogen” (Rm 3:18; Ps 36:2).

De zaak waarvoor ze zich sterk maken, is “een slechte zaak” (Ps 64:6), zo beoordeelt David tussendoor hun plannen en de uitvoering ervan. Hij weet dat ze afspreken “om valstrikken te verbergen”. Zo bemoedigen de vijanden elkaar om hun onrechtvaardige daden uit te voeren. Daarbij zijn ze zo vermetel en kortzichtig te veronderstellen dat niemand hun valstrikken zal zien. Bovenal menen ze dat God hen niet ziet: “Hij ziet het in eeuwigheid niet” (Ps 10:11b). Ze denken dat ze kunnen zondigen zonder ontdekt te worden.

Ze speuren “naar allerlei onrecht” (Ps 64:7), om maar iets te vinden wat ze tegen hem kunnen gebruiken om hun misdadige doel te bereiken. Daarvoor spannen ze zich tot het uiterste in. Ze hebben de volmaakte misdaad bedacht, waarvan ze overtuigd zijn dat het niet ontdekt zal worden en beslist zal lukken. Bij David is het de samenzwering van Absalom. Bij het overblijfsel gaat het om het plan van de antichrist om hen uit te roeien (Op 13:15). Bij de Heer Jezus is het de samenzwering om Hem te doden (Jh 11:53).

Het maakt niet uit waar het vandaan komt, als het maar in hun voordeel werkt. Al komt het uit het “binnenste en het diepe hart” van de meest verdorven persoon, het zal met duivels genoegen worden aanvaard als het hun plan uitvoerbaar maakt. Het hart is een diepe afgrond vol ongerechtigheid.

Letterlijk staat er: “Ja, het binnenste van een mens en het hart is diep.” Het betekent zoiets als: “Arglistig is het hart, boven alles, ja, ongeneeslijk is het, wie zal het kennen?” (Jr 17:9). Het slechte en misdadige hart van de mens is uiterst creatief en vindingrijk. Maar één ding wordt vergeten en dat is dat hij te maken heeft met een God van Wie gezegd wordt: “En geen schepsel is voor Hem onzichtbaar, maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen van Hem met Wie wij te doen hebben” (Hb 4:13).

Copyright information for DutKingComments