Psalms 71:22

De zekerheid van de verhoring

De psalmist eindigt de psalm met een ode aan de gerechtigheid van God (Ps 71:19). De gerechtigheid van God komt op vele wijzen tot uiting, zij komt tot uiting als Hij toornig is op de zondaars (Rm 1:18), als Hij een zondaar die gelooft, behoudt en rechtvaardig verklaart (Rm 1:16), maar ook in Zijn regeringswegen met de gelovigen.

De gerechtigheid waarover het hier gaat, is die welke het volk heeft leren kennen, zowel in oordeel over de zonde als in de vervulling van Gods beloften aan Zijn volk. Gods gerechtigheid reikt tot in de hoogte, waar God woont (vgl. Ps 36:6). Zo wordt de aarde met de hemel verbonden. Dit is het gevolg van de “grote dingen” die Hij in Zijn gerechtigheid voor Zijn volk heeft gedaan. Daarvan zijn zij diep onder de indruk. Ze geven daaraan uiting door het vol bewondering tot God uit te roepen: “O God, wie is aan U gelijk?” (vgl. Ex 15:11; 2Sm 7:22; Ps 35:10; Js 40:18; Mi 7:18).

Ze zijn door de grote verdrukking heen gegaan. Daarin hebben ze “veel benauwdheden en ellende” gezien (Ps 71:20). Maar zie, dat schrijven ze niet toe aan hun tegenstanders, maar aan Gód. Híj heeft het hun allemaal over hen gebracht en doen zien. Dat bepaalt ook tegelijk de uitkomst, want Hij heeft er een bedoeling mee. Hij wil hun de ervaring van de opstanding geven. Ze worden niet aan de dood overgeleverd, maar levend gemaakt en opgetrokken uit de diepe wateren van de aarde. Het is een dichterlijke beschrijving van de opstanding uit de dood en het graf. De aanneming van Israël door God na de grote verdrukking is niet anders dan “leven uit [de] doden” (Rm 11:15; Hs 6:2).

Na de herleving van Israël zal het volk groot aanzien genieten in de wereld (Ps 71:21). De smaad is veranderd in bewondering. Ze zijn van de staart de kop geworden (Dt 28:13). Het volk heeft echter ook behoefte aan troost na zoveel ellende en de zware beproevingen waarin ze geweest zijn. Als ze uit de grote verdrukking komen, zal God Zelf de tranen van alle gezichten afwissen (Js 25:8; vgl. Op 7:17; Op 21:4). Hij zal hen niet alleen troosten, maar met Zijn troost omringen. Zij staan in het centrum van Zijn medegevoel. Hij loopt als het ware om hen heen om hen ervan te verzekeren dat Zijn troost compleet is, zonder iets over het hoofd te zien wat vertroosting nodig heeft.

“De winter” van de grote verdrukking “is voorbij. … De zangtijd” van het vrederijk “is aangebroken” (Ps 71:22; Hl 2:11-12). De muziekinstrumenten begeleiden het gezang. Gods trouw – of waarheid, dit is hetzelfde woord – wordt geprezen. Het is de trouw van “mijn God”, want daardoor zijn ze door die zware tijd heen gekomen. Het bevestigt de waarheid van Zijn belofte, waaraan Hij in Zijn trouw uitvoering heeft gegeven. Daardoor ook zijn ze in de zegen van het vrederijk ingegaan. Daarover zal het overblijfsel psalmen zingen voor God met de harp.

De God Die ze loven en Wiens trouw en waarheid zij prijzen, is de Heilige van Israël. Deze titel komt hier voor de eerste keer in Psalmen voor en hierna nog twee keer (Ps 78:41; Ps 89:19). Het is een titel die de profeet Jesaja graag gebruikt. Hij noemt Hem in zijn boek vijfentwintig keer zo. Zo erkent hier het herstelde Israël Hem. Hij is hun God, de Heilige. Dat heeft Hij bewezen in hun hele geschiedenis, zowel in Zijn oordeel over hun zonden als in hun verlossing.

Behalve de muziekinstrumenten worden ook de woorden gehoord die het overblijfsel gebruikt om vrolijk psalmen te zingen voor God (Ps 71:23). Ze bezingen niet alleen de uiterlijke verlossing van de vijanden, maar ook de verlossing van hun ziel. Dat geldt voor ons in nog hogere mate. Bij ons gaat het niet om vijanden van vlees en bloed, maar om de behoudenis van de ziel die we nu al mogen genieten (1Pt 1:9-12).

Waar het in de lof uiteindelijk om gaat, is Gods gerechtigheid (Ps 71:24). De gerechtigheid van God loopt als een rode draad door deze psalm. De psalmist gebruikt de uitdrukking vijf keer (Ps 71:2; 15; 16; 19; 24). De Godvrezende zal die gerechtigheid met zijn tong de hele dag tot uiting brengen. Daarover kan hij zingen omdat zij die zijn onheil zoeken, door God rechtvaardig zijn geoordeeld en beschaamd zijn.

Zij hebben hun kwade voornemens door Gods bescherming van Zijn gunsteling niet kunnen uitvoeren. Gods tussenkomst ten gunste van de Godvrezende heeft hen rood van schaamte gemaakt. God is Overwinnaar, niet zij. Daar is de Godvrezende zeker van. Hij spreekt erover alsof zijn tegenstanders al beschaamd zijn gemaakt en al schaamrood zijn geworden.

In plaats van dat hij beschaamd is, waarvoor hij aan het begin van de psalm heeft gebeden dat dit niet zal gebeuren (Ps 71:1), zijn zij beschaamd. Dit is kenmerkend voor het geloof dat tijdens de psalm is gegroeid tot een uiting van zekerheid. Zo eindigt de psalm, die is begonnen met een gebed om redding, met een overwinningsroep. De overwinning krijgt gestalte in de volgende psalm, de laatste van het tweede psalmboek. Het is een koninklijke psalm die de heerlijkheid van de komende koning beschrijft.

Copyright information for DutKingComments