Psalms 84:2

Inleiding

Deze psalm is van de zonen van Korach (Ps 84:1). Profetisch gaat het in deze psalm over het gelovig overblijfsel. Vader Korach is een type van het ongelovig deel van Israël onder de antichrist en zijn volgelingen. Zijn zonen daarentegen zijn een type van het gelovig overblijfsel (Nm 26:10; 11).

Nadat de valse leiders van Israël (Psalm 82) en de koning van het noorden en zijn bondgenoten (Psalm 83) uitgeschakeld zijn, vinden we in Psalm 84 profetisch de geestelijke oefeningen van het tienstammenrijk dat nog in verstrooiing is. We lezen in deze psalm over hun verlangen om terug te keren naar het land Israël, de aliyah – betekent ‘opgaan’, dat is terugkeren naar het beloofde land, in dit geval de terugkeer van de tien stammen –, en in het bijzonder hun verlangen om Gods gezalfde, de Messias, Christus Jezus, te ontmoeten (Ps 84:10).

Deze psalm is een pelgrimspsalm. De gelovige is onderweg naar Jeruzalem en daarin specifiek naar de tempel. De wens van elke Jood nu buiten Israël is: tot volgend jaar in Jeruzalem. Zo is het ook met deze gelovige Israëliet. Dit zien we ook na de verlossing van Israël uit de slavernij in Egypte. Dan gaat het volk op reis naar het land en het huis van God (Ex 15:13-17; Dt 12:1-7). Als ze in het land zijn, trekken ze drie keer per jaar op naar Jeruzalem en de tempel (Dt 16:16). Ook onderweg naar het land, in de woestijn, hebben ze een heiligdom: de tabernakel.

Als een toepassing op ons kunnen wij eraan denken dat wij op reis zijn naar de plaats waar de Heer Jezus in het midden is (Mt 18:20). Telkens mogen we samenkomen als gemeente rondom Hem. Daar draait ons leven om. De tempel bestaat voor ons niet uit een gebouw, maar uit de vergaderde gelovigen. Het is een geestelijke tempel die bestaat uit levende stenen (1Pt 2:5a). Als gelovigen samenkomen, brengen ze daar geestelijke offers, dat zijn de lofzangen die tot God opstijgen (1Pt 2:5b).

We kunnen er ook aan denken dat we op reis zijn naar de hemel, het Vaderhuis. Daar zullen we eeuwig mogen wonen. Ook nu al, op onze reis daarheen, mogen wij vrijmoedig in Gods tegenwoordigheid binnengaan en Hem voortdurend lofoffers brengen (Hb 10:19; Hb 13:15).

In Psalm 81 hebben we het Feest van het bazuingeschal, dat is de oproep tot verootmoediging. Nu in profetisch opzicht volgens Psalm 83 de Heer Jezus, de Messias, verschenen is, zien we in Psalm 84 het Loofhuttenfeest, (zie bij Ps 84:7) dat symbolisch spreekt van het vrederijk.

Opschrift

Voor “voor de koorleider” zie bij Psalm 4:1.

“Op ‘De Gittith’” komt ook voor in het opschrift van Psalm 8 en Psalm 81 (Ps 8:1; Ps 81:1). Daardoor zijn deze drie psalmen met elkaar verbonden. Psalm 8 spreekt over de heerschappij van de Heer Jezus in het vrederijk. Psalm 81 spreekt over het Feest van het bazuingeschal, dat is het feest van het herstel van Israël in zijn relatie met de Messias in het vrederijk. Psalm 84 sluit daarop aan met het verlangen om in de tegenwoordigheid van de HEERE te zijn. Zie verder bij Psalm 8:1.

Dit is de eerste “psalm, van de zonen van Korach” van de vier die in het derde psalmboek staan (Psalmen 84-85; 87-88). Ze vormen een aanhangsel bij de acht psalmen die van hen aan het begin van het tweede psalmboek staan (Psalmen 42-49). Psalm 84 heeft overeenkomst met Psalm 42. In beide psalmen gaat het over het verlangen naar het heiligdom van God, waar ze nu ver vandaan zijn. Zie verder bij Psalm 42:1.

Er is wel dit verschil dat het in Psalm 42 gaat het om het verlangen van het overblijfsel van de Joden, de twee stammen, en in Psalm 84 om het verlangen van het overgebleven tien stammen van Israël. Dat het twee- en het tienstammenrijk weer tot een eenheid zullen komen, zien we bijvoorbeeld in Ezechiël 37 (Ez 37:21-22). Ook de volgende psalmen van de zonen van Korach gaan verder in op het herstel van deze tien stammen. Deze gelovigen zijn de uitverkorenen van de tien stammen, die de engelen zullen “bijeenverzamelen uit de vier windstreken, van [de] uitersten van [de] hemelen tot [andere] uitersten daarvan” (Mt 24:31).

Nederlandse verzen (2-5)

Verlangen naar het heiligdom

De hartstochtelijke liefde van het overblijfsel voor Gods woningen staat in scherp contrast met de verwoesting door de vijanden van die woningen (Ps 84:2; Ps 83:13). Voor het overblijfsel zijn “Uw woningen” uiterst “lieflijk”. Dat is omdat Hij, Die hen zo dierbaar is, daar woont. Hij is de Gezalfde (Ps 84:10), Die tevens hun Koning en hun God is (Ps 84:4). Er is voor hen niets anders op aarde waarnaar hun hart zo uitgaat.

Tegenover de verzamelde vijanden om Gods woningen in bezit te nemen spreekt het overblijfsel tot de “HEERE van de legermachten”. Alle machten, ook de Godvijandige, staan onder Zijn oppergezag. Hij controleert, regeert, bestuurt en ordent alles. Deze titel komt nog drie keer voor in deze korte psalm en wel in de Ps 84:4; 9; 13.

De “ziel” van de Korachiet, en van ieder die God kent, zoals het overblijfsel, heeft een groot verlangen “naar de voorhoven van de HEERE” (Ps 84:3). De ziel is het innerlijk, het denken, alles wat in hem is. “Mijn ziel” is hetzelfde als ‘ik’, maar met nadruk en poëtisch, om dan te vervolgen met “mijn hart” en “mijn lichaam” of “mijn vlees”.

Dit verlangen is zo groot, dat zijn ziel “zelfs van verlangen” bezwijkt. Alles in hem hunkert naar God. Hij wordt erdoor verteerd. Er is een hevige dorst naar God (vgl. Ps 42:2-3; Ps 63:2). Als hij maar in “de voorhoven van de HEERE” zal zijn, dan zal aan zijn verlangen zijn voldaan. Dan is hij in de directe nabijheid van de levende God.

De nieuwtestamentische gelovige mag dat verlangen ook kennen, een verlangen dat wordt gestild als hij bewust in Gods heiligdom binnengaat. De weg daartoe is voor hem door de Heer Jezus geopend. Hij heeft de vrije toegang tot God, Die voor hem Vader is (Hb 10:19-22; Rm 5:1-2; Ef 2:18). Als de Heer Jezus de gemeente tot Zich in het Vaderhuis heeft genomen, zal er een ongestoorde, volle, eeuwige vervulling van dit verlangen zijn.

Het overblijfsel verlangt met hun hele wezen, “mijn hart en mijn lichaam”, naar het zijn in de nabijheid van God. Ze “roepen het uit tot de levende God” dat Hij aan hun verlangen zal voldoen (vgl. Ps 42:3; Hs 1:10). Hij is de levende God in tegenstelling tot de dode afgoden van de vijanden, die niet konden voorkomen dat zij vernietigd werden (vgl. Js 46:1-2; 5-7). Het is zinloos om tot dode afgoden te roepen. De levende God luistert als er tot Hem wordt geroepen (vgl. 1Kn 18:25-29; 36-39).

Ze weten dat God zorgt voor de onbelangrijke “mus” (Lk 12:6) door dit diertje te voorzien van “een huis” (Ps 84:4). Ook de onrustige “zwaluw” geeft hij een “nest waar zij haar jongen legt”. Deze twee vogeltjes, die een beeld zijn van de mens, die niets voorstelt en rusteloos zijn weg gaat (vgl. Sp 26:2), hebben een rustplaats gevonden, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor hun jongen.

Deze vogeltjes hebben hun nesten in de gebouwen van de tempel. Het is de bevoorrechte plaats dicht bij het altaar. Zo vindt – in beeld – het onbeduidende, maar voor God waardevolle overblijfsel een rustplaats in de nabijheid van God. Dat wenst de psalmist voor zichzelf. Hoe gelukkig, welzalig (Ps 84:5) is iemand die in de nabijheid van God woont. Als deze wens van de psalmist vervuld is, zal hij een thuis, gemeenschap en gezelschap hebben bij God.

De rustplaats is “bij Uw altaren”. In Gods huis zijn twee altaren: het koperen brandofferaltaar en het gouden reukofferaltaar. Het brandofferaltaar staat in de voorhof en spreekt van het werk van de Heer Jezus op het kruis. Daar vindt de mens rust voor zijn geweten. Het reukofferaltaar spreekt van aanbidding. Het staat in het heiligdom, in Gods tegenwoordigheid, waar de gelovige in rust de gemeenschap met Hem geniet.

Het overblijfsel spreekt hier direct tot God. Ze noemen Hem weer “HEERE van de legermachten”. Hij staat boven alle hemelse en aardse legermachten. Ze voegen er nu hun persoonlijke relatie met Hem aan toe. Elk lid van het overblijfsel heeft ook een eigen, persoonlijke verhouding met Hem. Daarom spreekt ieder het zelf tot God uit: “Mijn Koning en mijn God.”

De Korachieten – als mond van het overblijfsel, de tien stammen in ballingschap – die ver van het heiligdom verwijderd zijn, prijzen hen “welzalig … die in Uw huis wonen” (Ps 84:5). ‘Welzalig’ wil zeggen ‘gelukkig’ of ‘vol geluk’. In Psalm 1 is het ‘welzalig’ voor hen die een welgevallen hebben in de wet van de HEERE (Ps 1:1-3). Het Woord van God brengt ons naar de tegenwoordigheid van God. Psalm 1 stelt ook de twee wegen voor om uit te kiezen. Hier, in Psalm 84, doet het overblijfsel de goede keus. Daarom wordt er hier het ‘welzalig’ aan verbonden. Dat ‘welzalig’ klinkt hier voor hen die in het huis van God wonen.

“Christus heeft eenmaal voor [de] zonden geleden, [de] Rechtvaardige voor [de] onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen” (1Pt 3:18). Zijn lijden had tot doel ons in de tegenwoordigheid van God te brengen. Als je daar bent, kun je niet zwijgen. Daarom wordt het ‘welzalig‘ zijn hier verbonden met het ‘voortdurend loven van de HEERE’. Wonen in Gods huis betekent daar thuis te zijn, daar rust te hebben in de gemeenschap met God (vgl. Ps 23:6). Wie daar wonen, zijn vol van Gods heerlijkheid en “loven” Hem “voortdurend” (Hb 13:15). In Gods huis vindt plaats wat in de eeuwigheid ook zonder ophouden zal plaatsvinden: God loven. Daar is alle reden toe. Hij heeft de Zijnen immers verlost en in Zijn nabijheid gebracht (Ko 1:12-15).

Copyright information for DutKingComments