Psalms 85:1-3

Inleiding

Nu het overblijfsel van de tien stammen teruggekeerd is van de ballingschap hebben we een uiterlijk herstel. In Psalm 85 vinden we de geestelijke oefening van het overblijfsel dat aanleiding geeft tot innerlijk herstel. We hebben eerst

een terugblik (Ps 85:2-4), dan

een vooruitblik (Ps 85:5-8) met ten slotte

onderwijs van de HEERE om het overblijfsel te troosten (Ps 85:9-14).

Opschrift

Voor “voor de koorleider” zie bij Psalm 4:1.

Voor “van de zonen van Korach” zie bij Psalm 42:1.

Nederlandse verzen (2-4)

God is Zijn land goedgezind

Het eerste deel van de psalm (Ps 85:2-4) geeft een terugblik. De psalm begint met de dankbare erkenning dat de HEERE “Uw land – Israël is Zijn land (Lv 25:23) goedgezind geweest” is (Ps 85:2). Het gaat over de tijd dat God “een omkeer in de gevangenschap [beter: in het lot] van Jakob” heeft gebracht (Lv 26:44-45). Dit zal het overblijfsel zeggen als de grote verdrukking voorbij is en het volk, Jakob, dat zijn de twaalf stammen, door God is teruggebracht in Zijn land. Het land is van God, Hij bezit het land, en doet dat in de Zijnen die erin wonen.

De zegen is het gevolg van het wegnemen van de ongerechtigheid en de zonde van het volk (Ps 85:3). Het volk heeft zondenvergeving ontvangen, de toorn rust niet meer op hen. Hun ongerechtigheid en zonden zijn voor God de aanleiding geweest om Zijn volk uit Zijn land te verdrijven. Die zonden zijn samen te vatten in twee dingen: het niet aannemen van de Zoon, de Messias, en het aannemen, dienen en volgen van de antichrist (Jh 5:43). Anders gezegd: moord en (geestelijk) overspel, ofwel het overtreden van de geboden van de beide stenen tafelen van de wet.

Maar Hij heeft “de ongerechtigheid” van Zijn volk “weggenomen”. Het woord ‘weggenomen’ of ‘weggedragen’ doet denken aan de grote Verzoendag waarbij de weggaande bok de zonden van het volk wegdraagt naar een woestijn in het oosten (Lv 16:22). De ongerechtigheid is dat het volk Hem in Zijn Zoon heeft verworpen. Hij heeft die weggenomen door de verwerping te maken tot de grondslag voor hun zegen. Dat heeft Hij gedaan door de ongerechtigheid van het volk op Zijn Zoon te leggen en Hem daarvoor te oordelen.

De ongerechtigheid is in hun talloze zonden tot uiting gekomen. De verwerping van de Zoon is het hoogtepunt en het onweerlegbare bewijs van een leven vol van zonden. Maar Hij heeft “al hun zonden bedekt”. De bedekking voor de zonden is eveneens gelegen in het werk van Zijn Zoon. Het bloed van Christus bedekt alle zonden, zonder uitzondering, van ieder die zijn zonden belijdt en in Hem gelooft (1Jh 1:7).

Het overblijfsel kan tegen God zeggen “U hebt al Uw verbolgenheid weggenomen” omdat de Zoon van God al de verbolgenheid van God over de zonde heeft ondergaan (Ps 85:4; vgl. Ps 42:8b). Omdat God Zijn brandende toorn over Zijn Zoon heeft laten gaan door Hem tot zonde te maken (2Ko 5:21), heeft God Zich “afgewend” van Zijn “brandende toorn” over Zijn volk.

Copyright information for DutKingComments