Psalms 85:8

Nederlandse verzen (9-14)

Zegen voor het land

De twijfel van het overblijfsel (Ps 85:8) geeft de HEERE de mogelijkheid om het overblijfsel te onderwijzen over de reikwijdte van het heil, of de behoudenis, van God. Na de smeekbede in de vorige verzen wacht de rechtvaardige op het antwoord dat God zal geven (Ps 85:9). Die verwachtende houding na het smeken is prachtig en een voorbeeld voor ons (vgl. Hk 2:1). Daarbij weet de rechtvaardige wat God zal gaan zeggen. Hij weet dat, omdat hij Gods liefde voor Zijn volk kent.

Zijn volk zijn “Zijn gunstelingen”. “Gunstelingen” is in het Hebreeuws chasidim, het meervoud van chasid, dat is afgeleid van chesed, dat is de goedertierenheid ofwel de ‘verbondstrouw’. Het overblijfsel was daarover in twijfel en vroeg daarin in Ps 85:8 aan de HEERE om Zijn verbondstrouw te tonen.

In de Ps 85:3-4 hebben ze getuigd van vergeving op grond van het bloed van het verbond. In Ps 85:9 spreekt de HEERE van vrede, Hij spreekt tot hun hart – zoals Jozef eens deed bij zijn broers. Dan moeten ze niet terugkeren tot de dwaasheid om Zijn liefde te betwijfelen. De HEERE spreekt van vrede alleen tot Zijn gunstelingen, dat wil zeggen tot hen die trouw zijn aan Zijn verbond.

God zal tot hen, die nu nog zo in nood zijn, “van vrede spreken”. Zo spreekt God altijd van vrede tot hen die vrede met Hem hebben gesloten op grond van bekering en belijdenis van hun zonden. Daarbij moeten ze vastbesloten zijn om niet “tot dwaasheid” terug te keren (vgl. Sp 28:13b). Terugkeren tot dwaasheid wil zeggen terugkeren tot een staat van ongeloof, tot het vertrouwen op afgoden en het buitensluiten van God (Ps 14:1).

In het licht van het Nieuwe Testament met de toepassing voor ons gaat het hier niet om de vrede met God die iemand ontvangt bij zijn bekering (Rm 5:1) Het gaat hier om de vrede van God die een gelovige mag ervaren als hij wandelt in vertrouwen en in gemeenschap met God (Fp 4:7).

Het overblijfsel weet het zeker, “ja”, dat “Zijn heil is nabij hen die Hem vrezen” (Ps 85:10). Het heil, of de behoudenis, is niet het deel van iedereen, maar alleen van de Godvrezenden. Voor hen is het “nabij”, het is aanstaande en zal er spoedig zijn. Ze moeten nog even volhouden en dan zullen ze de behoudenis in het vrederijk ten volle genieten. Daaraan is verbonden dat “er eer in ons land woont”. Als God wordt gevreesd, dat wil zeggen dat er wordt geleefd in ontzag voor Hem – en dat zal zo zijn in het vrederijk –, zal dat eer over het hele land brengen (vgl. Ps 72:19).

Die eer is de zegen en voorspoed die over het land zullen komen. Ten diepste bestaat die eer daaruit dat de Messias te midden van Zijn volk woont. Hij is hun eer (Js 60:1-2; Zc 2:5). Die eer of heerlijkheid is bij de eerste komst van Christus op aarde in Hem tot hen gekomen (Jh 1:14), maar door hen verworpen (Js 53:2-3). Als Hij voor de tweede keer tot hen komt, zal Zijn volk hun zonde belijden en zal Hij hen in Zijn aardse heerlijkheid laten delen (Zc 13:1; 9).

Dit is allemaal het resultaat van het werk van Christus op het kruis. Daar hebben “goedertierenheid en trouw” elkaar ontmoet en “gerechtigheid en vrede” elkaar gekust (Ps 85:11). Deze kenmerken zijn nu gepersonifieerd, ze worden voorgesteld als personen, dat wil zeggen dat ze sterk, nadrukkelijk, aanwezig zijn.

Wat door de zonde onoverbrugbare tegenstellingen zijn geworden, heeft God in Christus op het kruis met elkaar verzoend. Goedertierenheid gaat altijd vooraf aan trouw of waarheid (Ps 25:10; Ps 89:15; Sp 16:6; Sp 20:28; vgl. Jh 1:17b). De oorzaak daarvan is dat op grond van de waarheid het volk elk recht op zegen heeft verspeeld. Het heeft daarom goedertierenheid of genade nodig om de zegen alsnog te kunnen ontvangen. Maar het is wel genade op grond van waarheid.

Als resultaat van het werk van de verzoening van Christus komt er trouw of waarheid “op uit de aarde” (Ps 85:12). Sinds de zondeval heeft de aarde dorens en distels voortgebracht, de symbolen van de zonde (Gn 3:18). In de wedergeboorte van de aarde (Mt 19:28), dat is het vrederijk, zullen doornen en distels verdwijnen (Js 55:13). Door Christus en Zijn dood aan het kruis is alles veranderd. Hij is de tarwekorrel geworden Die in de aarde is gevallen en is gestorven. Daardoor is er nu al een geestelijke oogst van allen die door het geloof in Hem vruchten zijn van Zijn werk (Jh 12:24).

De trouw in het vrederijk komt niet op uit de aarde vanwege de gerechtigheid van de mens. De gerechtigheid die zich met trouw uit de aarde kan verbinden, komt uit de hemel. Het wil ook zeggen dat de hemel nu in harmonie is met de aarde, zoals de Heer Jezus het zegt in het gebed dat Hij Zijn discipelen leerde bidden: “Moge …Uw wil gebeuren, zoals in [de] hemel, zo ook op aarde” (Mt 6:9-10).

Dat wil ook zeggen dat deze gerechtigheid niet die van een mens, maar die van God is (Rm 3:21), wat inhoudt dat die geopenbaard dient te zijn door God. Dit zien we in het vrederijk. De trouw die opkomt, is de trouw van God aan al Zijn beloften, waarvan de vervulling in de volheid van zegen op aarde wordt gezien. Heel de aarde, ja, heel de schepping, “zal worden vrijgemaakt van de slavernij van de vergankelijkheid” (Rm 8:21).

De zegeningen van de nieuwtestamentische gelovige gaan daar ver bovenuit. De zegeningen van hen die tot de gemeente behoren, zijn niet aards en stoffelijk, maar hemels en geestelijk. Zij zijn gezegend “met alle geestelijke zegening in de hemelse [gewesten] in Christus” (Ef 1:3). Maar zowel de aardse als de hemelse zegeningen vloeien voort uit de gerechtigheid van God in Christus in de hemel. De hemel is de bron van alle zegen.

In die tijd, dat gerechtigheid van God in de hemel en trouw van God op aarde met elkaar verbonden zijn, zal “de HEERE het goede” geven (Ps 85:13). “Het goede” bestaat uit alle goede dingen die God aan Zijn volk zal geven. Dat betreft zowel de aardse goede dingen als de geestelijk goede dingen. Een van de goede dingen van het vrederijk is dat het land een overvloedige “opbrengst” zal geven.

De Messias zal het land doortrekken. Daarbij gaat “gerechtigheid … voor Zijn aangezicht uit” zoals een heraut voor een koning uitgaat (Ps 85:14). Die gerechtigheid is te zien “langs de weg [waar] Zijn voetstappen [staan]”. Het overblijfsel mag Hem volgen. Het enige wat ze moeten doen, is hun voetstappen in die van de Messias zetten. De weg die het overblijfsel gaat, is de weg die de Messias in gerechtigheid eerst is gegaan.

Gerechtigheid is het kenmerk van het vrederijk bij uitstek. De HEERE zal dan de ware Melchizedek zijn, de Koning van de gerechtigheid. De HEERE zal dan Jahweh Tzidkenu ofwel “DE HEERE ONZE GERECHTIGHEID” zijn (Jr 23:6d). Als Hij op aarde heerst, zal gerechtigheid heersen over de hele aarde (Js 32:1a).

Als de Messias regeert, zal het recht niet meer terugwijken en de waarheid niet meer struikelen op de straat, zoals nu nog het geval is (Js 59:14). Het recht is in Christus teruggekeerd op aarde en er wordt in waarheid geregeerd. “De vrucht van de gerechtigheid zal vrede zijn, en de uitwerking van de gerechtigheid: rust en veiligheid tot in eeuwigheid” (Js 32:17).

Copyright information for DutKingComments