Psalms 87:3

Inleiding

Eindelijk zijn alle vijanden uitgeschakeld. Nu kan alle aandacht worden gericht op Sion, Jeruzalem. De “stad van God” (Ps 87:3) is nu de civiele en godsdienstige hoofdstad van de wereld. Deze psalm beschrijft de verhouding tussen Sion en de volken, en is de verdere uitwerking van wat we hebben gelezen in Psalm 86 (Ps 86:9). Het gaat nu om de tijd van de wedergeboorte van de aarde (Mt 19:28).

Gods liefde voor Zijn stad

Deze “psalm” wordt “een lied” genoemd (Ps 87:1a). Met ‘een lied’ wordt gewoonlijk een loflied bedoeld. Het is een lied van het overblijfsel, van zowel de twee stammen als de tien stammen. Dit is “heel Israël” dat behouden is geworden (Rm 11:26).

Voor “van de zonen van Korach” zie bij Psalm 42:1.

De psalm bezingt de toekomstige heerlijkheid van Sion als de moederstad van alle volken (vgl. Js 2:1-4), als een vreugde voor heel de aarde (Ps 48:3). Dit is ze omdat God haar heeft uitgekozen en Zijn fundament ervoor heeft gelegd (Ps 87:1b; vgl. Hb 11:10). Hij heeft Zijn stad op “Zijn fundament” gebouwd (vgl. Js 14:32). Dat fundament zijn “de heilige bergen” (vgl. Ps 3:5; Ps 15:1; Ps 99:9). Daarop “rust” Zijn fundament. Het spreekt van stabiliteit, van een stabiele en duurzame vrede.

Het fundament en daarmee de stabiliteit van Sion is gelegen in het feit dat zij door de liefde van God is uitverkoren (Ps 87:2; vgl. Dt 12:5; 14; 18; 21). Daarom is het een “stad van God”, dat betekent zowel een geweldig grote stad – een overtreffende trap, zoals in Jona 3 van Ninevé staat (Jn 3:3) – als de stad waar God Zelf aanwezig is (Ez 48:35; Op 14:1; vgl. Js 60:14).

Ook de gemeente van de levende God, het nieuwe Jeruzalem, is gebouwd op een fundament dat God heeft gelegd. Dat fundament is Jezus Christus, de Zoon van de levende God (1Ko 3:10; Mt 16:18). Dit fundament is gelegd door de apostelen en profeten in hun onderwijs over de gemeente (Ef 2:20).

Het fundament en de ligging van de stad onderscheiden haar van alle andere steden. Het zijn heilige bergen, want Hij heeft die bergen van alle andere bergen voor Zichzelf en Zijn stad afgezonderd. Het zijn heilige bergen, want Hij heeft haar die verheven plaats boven alle andere steden gegeven (vgl. Jr 31:23). Dat er van ‘bergen’, meervoud, gesproken wordt, kan te maken hebben met het feit dat Jeruzalem op meerdere heuvels is gebouwd.

God heeft de stad gekozen omdat Hij haar liefheeft (Ps 87:2; Ps 78:68; vgl. Dt 7:6-8). In de stad zelf is niets wat haar aantrekkelijker zou maken dan andere steden. Ze is van oorsprong juist afstotelijk (Ez 16:1-5), maar Hij heeft Zich in liefde over haar ontfermd en haar aantrekkelijk gemaakt (Ez 16:6-8).

“De HEERE heeft de poorten van Sion lief” omdat ze toegang geven tot de stad om ook deel te krijgen aan Zijn zegen. De poorten kenmerken de stad als een stad die toegankelijk is. De mensen komen in drommen door de poorten de stad binnen om de HEERE te aanbidden. Poorten zijn ook de plaats waar recht wordt gesproken. Ze spreken van het gezag van God in de stad. Het is ook de plaats van de regering van de stad (Ru 4:1-10) van waaruit het recht en de macht worden uitgeoefend.

De stad steekt niet alleen in natuurlijk opzicht, door zijn ligging op de bergen, boven andere steden uit. De stad gaat ook in de liefde die God voor haar heeft “boven alle woningen van Jakob” uit. Er zijn veel mooie woningen of steden in Israël, maar naar niet één daarvan gaat Zijn hart zo uit als naar deze stad.

De “[zeer] heerlijke dingen” zijn de dingen die God in haar heeft bewerkt (Ps 87:3). Ze worden door de profeten in hun profetieën over de stad uitgesproken. Het zijn ook dingen die door de volken en hun koningen worden opgemerkt en waarover door hen wordt gesproken. Er is veel over haar zonden op te merken, maar in Christus zijn er alleen heerlijke dingen te vermelden. Hetzelfde geldt voor de gemeente.

Al die zeer heerlijke dingen betreffen de “stad van God”. Alles in de stad weerspiegelt Zijn heerlijkheid. Dit kan alleen op de toekomst slaan, want Jeruzalem is nu niet de stad van God, God woont er nu niet. Israël is nog altijd Lo-Ammi, niet Mijn volk (Hs 1:9). Als Hij weer in de tempel Zijn intrek neemt, zal Hij daar weer wonen (Ez 43:1-7; Ez 48:35).

Copyright information for DutKingComments