Psalms 89:2-3

Inleiding

Psalm 88 en Psalm 89 horen bij elkaar. Ze vormen samen het sluitstuk van het derde psalmboek. Beide schrijvers van deze psalmen, Heman (Psalm 88) en Ethan (Psalm 89) zijn Ezrahiet (Ps 88:1; Ps 89:1). Ze hebben beiden onder hun naam slechts één psalm geschreven. Ook hebben ze beiden een onderwijzing met het oog op de maskilim geschreven, dat wil zeggen een onderwijzing over de wegen van God in de eindtijd om daarin inzicht te krijgen.

De eerste psalm van het derde psalmboek, Psalm 73, geeft aan dat de psalmist de wegen van God (Ps 73:16) met het volk niet begreep. De oplossing is, dat we alleen in het heiligdom de wegen van God leren kennen (Ps 73:17). Nu is het derde psalmboek bij uitstek het boek van het heiligdom, het is het ‘Leviticus-boek’ van Psalmen.

In Psalmen 74-87 zien we profetisch de ervaringen en de geestelijke oefeningen van het gelovig overblijfsel, zowel van de twee stammen als van de tien stammen. Ze zullen een vreselijk lijden ondergaan, een lijden dat hun loutering tot resultaat zal hebben.

Psalm 88 en Psalm 89 geven dan samen in een tweetal maskil-psalmen een samenvatting van deze wegen van God.

Het kenmerk van Psalm 89 is het vertrouwen op God op grond van Zijn beloften. Dit vertrouwen spreekt te meer omdat de uiterlijke omstandigheden geen enkele basis voor de vervulling van die beloften geven. Dit betekent dat de vervulling ervan is gebaseerd op genade. Die genade krijgt gestalte in Christus, in Wie alle beloften van God ja en amen zijn (2Ko 1:20). Hij zal ze vervullen, ja, Hij is de vervulling.

Psalm 89 bestaat uit twee delen:

1. Ps 89:2-38 met daarin een beschrijving van het verbond.

2. Ps 89:39-52 waarin het verband tussen het verbond en het lijden wordt beschreven.

Het onderwijs van Psalm 89 is dat het lijden niet in tegenspraak is met de trouw van God aan Zijn verbond. Integendeel, deze psalm is een lofzang over de trouw van God, dwars door het lijden heen!

Ps 89:1 is de titel en Ps 89:53 de afsluiting van de psalm en de afsluiting van het derde psalmboek.

Opschrift

Voor “een onderwijzing” zie bij Psalm 32:1.

De psalm is “van Ethan, de Ezrahiet”. Het is de enige psalm van hem onder deze naam in Psalmen. Ethan is een wijze, een Leviet en een zanger (1Kn 4:31; 1Kr 15:17; 19). In 1 Kronieken 6 vinden we Heman, Asaf en Ethan naast elkaar (1Kr 6:33-47). Alle drie zijn Levieten: Heman van Kahath, Asaf van Gersom en Ethan van Merari.

Nederlandse verzen (2-5)

Gods goedertierenheid en trouw

De psalmist, in wie we de geest van het overblijfsel horen spreken, is diep onder de indruk van “de [blijken van] goedertierenheid van de HEERE” (Ps 89:2). Het betreft hier, zoals blijkt uit de Ps 89:4-5, de goedertierenheid van de HEERE ten opzichte van David, om hem koning te maken over Zijn volk. Nog grotere blijken van goedertierenheid zijn verbonden aan de grote Zoon van David, door Wie Gods goedertierenheid naar de hele wereld stroomt. Die goedertierenheden zal hij, zo zegt hij, “eeuwig bezingen”.

Onlosmakelijk is aan die blijken van goedertierenheid Gods “trouw” verbonden. God zal in trouw alle beloften vervullen die Hij aan David en de Zoon van David heeft gedaan. Hij heeft die vastgelegd in een verbond dat Hij met David heeft gesloten. Deze verbondsbeloften zal Ethan “van generatie op generatie” met zijn “mond bekendmaken”. Hij maakt ze tot een psalm die alle geslachten door tot eer van God kan worden gezongen.

Het gaat in deze psalm om de goedertierenheid, chesed, dat is de verbondstrouw van de HEERE ten opzichte van het gelovig overblijfsel. Psalm 88 gaat over het lijden van het overblijfsel en het lijden van Christus. Psalm 89 maakt duidelijk dat God Zijn zegen door Zijn verbond alleen kan geven langs de weg van het lijden. Christus moest lijden, het bloed van het nieuwe verbond moest uitgestort worden, om de goedertierenheid van God te kunnen bewijzen.

Zo zijn de wegen van God. De grondslag van Gods zegeningen is het lijden van Christus. Het ontvangen van deze zegeningen gaat via het lijden van de gelovigen, in dit geval het overblijfsel van Israël. Ook voor ons geldt dat alleen “als wij inderdaad met [Hem] lijden, … wij ook met [Hem] verheerlijkt worden” (Rm 8:17).

Waar het om gaat, is dat de HEERE te vertrouwen of betrouwbaar is wat Zijn verbond betreft. Hij denkt eeuwig aan het verbond dat Hij met Abraham heeft gesloten (Ps 105:8-9). Het is in dit verband opmerkelijk dat de naam Ethan betekent: duurzaam, standvastig. Gods verbond is duurzaam. Niet voor niets geeft de HEERE verderop in de psalm de garantie: “Mijn trouw zal niet falen” (Ps 89:34). Het woord ‘trouw’, dat is betrouwbaar, komt zeven keer in deze psalm voor. Dit is uniek en onderschrijft het belang van dit woord als thema van deze psalm.

Ethan spreekt met grote zekerheid – “ik heb gezegd” – over “Uw goedertierenheid” en “Uw trouw” (Ps 89:3). Het zijn onwankelbare eigenschappen van God. Hij heeft tegen God gezegd: “Uw goedertierenheid zal voor eeuwig gebouwd worden”. Zijn goedertierenheid ten opzichte van David wordt als een huis voorgesteld dat “voor eeuwig gebouwd” zal worden. De HEER Zelf bouwt dit huis voor David (2Sm 7:11). Daarom is het een huis met een duurzaamheid zonder einddatum, onvergankelijk, eeuwig. Zijn goedertierenheid duurt tot in eeuwigheid.

Wat Gods trouw betreft, geldt hetzelfde, want “die hebt U vast doen staan in de hemel zelf”. Zoals de hemellichamen vast en voortdurend aan de hemel staan, zo vast staat Zijn trouw. Aan Zijn trouw verandert niets, zoals ook de zon en de maan en de sterren niet van plaats veranderen. Alles wat er op aarde gebeurt, waar zoveel verandert, kan Zijn trouw niet in het minst verminderen (Jr 33:20-21).

Dan vertelt Ethan waarop Gods goedertierenheid en trouw betrekking hebben: op “een verbond” dat God heeft “gesloten met Mijn uitverkorene” (Ps 89:4; vgl. Ps 78:70-71). God heeft aan David onvoorwaardelijke en eeuwige verbondsbeloften gegeven (2Sm 7:11-16; Js 55:3). Die beloften zijn vast en zeker. God heeft zelfs met het zweren van een eed Zijn verbond bekrachtigd.

Het is een verbond waarvan God alleen alle verplichtingen op Zich neemt. David is de door God uitverkorene (1Kr 28:4). Los van enige voorwaarde heeft God aan Zijn dienaar David gezworen: “Ik zal uw nakomelingen tot in eeuwigheid stand doen houden” (Ps 89:5; vgl. 2Sm 7:12-13).

Er is sprake van het verbond van God met Abraham, met Israël en met David. Het verbond is ook gesloten met David, de man naar Gods hart. Dat wordt in deze psalm onderstreept. In 2 Samuel 7 vinden we de achtergrond van deze psalm (2Sm 7:8-17). David is de gezalfde die door God uitverkoren is (Ps 89:4; 21). Toch wordt deze gezalfde door God Zelf verstoten en versmaad (Ps 89:39).

Daarin is hij een type van Hem Die meer is dan David, de Zoon van David Die tevens de Heer van David is. Hij is de Uitverkorene, de Gezalfde, de Christus. Maar … de Christus moest dit lijden en zo Zijn heerlijkheid ingaan (Lk 24:26). Het verschil is dat David verworpen is – door zijn zoon Absalom, die de macht greep en hem verjoeg – vanwege zijn eigen zonden, terwijl Christus verworpen is vanwege de zonden van anderen. Zijn lijden is plaatsvervangend voor het overblijfsel (Js 53:1-12).

God belooft plechtig dat er altijd een nakomeling van David op de troon zal zitten. Hij zal zijn ”troon bouwen van generatie op generatie” (vgl. Lk 1:31-33). Daarin zal Hij niet falen, ook al heeft het soms de schijn ervan, zoals dat verderop in de psalm naar voren komt. Gods toezegging is even onveranderlijk als Zijn goedertierenheid en Zijn trouw. Wie die God is Die zulke onvoorwaardelijke toezeggingen kan doen, wordt in de volgende verzen op indrukwekkende wijze voorgesteld.

Copyright information for DutKingComments