Psalms 95:7

De schapen van Zijn hand

In Ps 95:6 roept de psalmist het gelovig overblijfsel op dat ze voor de HEERE zullen “neerbuigen en neerbukken” en voor Hem zullen “knielen”. Dit is een herhaling en verdieping van wat we in de Ps 95:1-2 hebben gezien. Het is verdieping, want het gaat niet alleen om de schepping, maar om het feit dat de HEERE hen als volk heeft gevormd (Ps 95:6) en als Herder heeft verzorgd (Ps 95:7).

Neerbuigen, neerbukken en knielen zijn drie houdingen van diep eerbetoon en ontzag, waarbij de aanbidder zich zo klein mogelijk maakt voor God. Ware aanbidding is niet een hoop lawaai maken, waarbij het hart leeg kan zijn, maar een houding die past tegenover Hem “Die ons gemaakt heeft”.

Voor ons, leden van Gods hemelse volk, de gemeente, geldt dat Hij Zich de gemeente “heeft verworven door het bloed van Zijn eigen [Zoon]” (Hd 20:28). Als we van Hem onder de indruk komen, worden we niet omgeduwd, we blijven ook niet staan, maar vallen voor Hem neer (Op 5:14b).

Opnieuw volgt er een “want” waarna de reden wordt gegeven om deze houding van diepe eerbied en ontzag aan te nemen (Ps 95:7). Nu is het niet omdat Hij de Schepper en soevereine Heerser van de hele aarde is, zoals in de voorgaande verzen, maar omdat Hij de Herder van Zijn volk is (Ez 34:15-16). Hij staat met hen in een bijzondere betrekking.

Ze noemen zich “het volk van Zijn weide en de schapen van Zijn hand” (vgl. Ps 79:13; Ps 100:3). Hiermee geven ze aan dat ze van Hem afhankelijk zijn zoals schapen afhankelijk zijn van de herder. Hij zorgt ervoor dat ze weide vinden, dat ze voedsel krijgen. Daarbij leidt Hij hen ook door Zijn hand. Meer nog wil de uitdrukking ‘schapen van Zijn hand’, ofwel schapen van Zijn zorgende hand, zeggen dat Hij ze met Zijn hand beschermt. Ze zijn geborgen in Zijn hand (vgl. Jh 10:28-29).

In de laatste regel van Ps 95:7 spreekt de HEERE, Jahweh. Dat doet Hij “heden”. Dat zegt Hij hier, in de tijd van de psalmist. Dat zegt Hij honderden jaren later tegen de Hebreeën (Hb 3:7). Dat zegt Hij ook tegen ons. Elke keer dat Hij spreekt, dat Hij Zijn volk Zijn stem laat horen, is het “heden”. Telkens weer laat Hij Zijn volk Zijn stem horen. “Heden” slaat op degenen tot wie het Woord komt op het moment dat Hij spreekt en zij het persoonlijk, in levenden lijve horen. De vraag is wat zij doen als zij Zijn stem horen. ‘Heden’ laat geen uitstel naar later toe. Het is van belang direct in gehoorzaamheid op Gods stem te reageren.

God Zelf maakt in het volgende vers door een voorbeeld uit hun geschiedenis duidelijk hoe ze vroeger op Zijn stem hebben gereageerd. Dit voorbeeld bevat een ernstige waarschuwing. Het stelt hen voor de keus. Het stelt ook ons voor de keus, want het ‘heden’ geldt nu voor ons! God spreekt ook ‘heden’ tot ons en wel door Zijn Woord. Ook de Heer Jezus deed dat, toen Hij tegen het volk zei: “Och, mocht op deze dag [dat wil zeggen ‘heden’] ook u erkennen wat tot vrede [dient]” (Lk 19:42).

Copyright information for DutKingComments