Psalms 98:5

Juich voor de Koning

Wat in de voorgaande verzen over de HEERE is gezegd over de verlossing die Hij voor Zijn volk heeft bewerkt, vraagt om een reactie. Die komt van de psalmist, die “heel de aarde” oproept om “voor de HEERE” te juichen (Ps 98:4). Het moet een uitbarsting van gejuich zijn, met vrolijk gezang van psalmen (vgl. Js 44:23; Js 49:13; Js 52:9; Js 54:1; Js 55:12).

Het zingen van de psalmen moet worden begeleid door een snaarinstrument, de harp, en het zingen moet luid gebeuren (Ps 98:5; vgl. Js 51:3). Er zijn ook twee blaasinstrumenten: trompetten en bazuinen (Ps 98:6). De trompet wordt gebruikt om het volk bij elkaar te roepen en het bij God in gedachtenis te brengen (Nm 10:2; 8-10). Het bazuingeschal kondigt het jubeljaar aan, waarin alles weer aan de rechtmatige eigenaar wordt teruggegeven, en de troonsbestijging van de koning (Lv 25:9; 1Kn 1:39). Beide gebeurtenissen worden vervuld met de komst van de Messias.

Alle toevoegingen onderstrepen de feestvreugde. De vreugde zwelt aan tot een geweldig concert. Het kan ook niet anders, want de grote “Koning, de HEERE” regeert. Hij heeft de heerschappij op Zich genomen en de aarde teruggebracht onder de heerschappij van God. Dat betekent grote welvaart en zegen voor Gods volk en de hele aarde. Wie zou dan niet enorm blij zijn?

Voor ons geldt dat de Heer Jezus nu al de heerschappij over ons heeft. God heeft Hem al tot Heer en tot Christus gemaakt. Hij bezit Zijn koninkrijk in de hemel en in het hart van ieder die Hem als Heer heeft aangenomen en dat met zijn mond belijdt (Rm 10:9-10). Zo iemand is een onderdaan in het koninkrijk van God dat in deze tijd bestaat uit “gerechtigheid, vrede en blijdschap in [de] Heilige Geest”, waarin Christus wordt gediend (Rm 14:17-18).

Copyright information for DutKingComments