Revelation of John 16:2

De eerste, tweede en derde schaal

Op 16:1. Johannes hoort hoe uit de met rook gevulde tempel “een luide stem” klinkt. ‘Luide stem’ is letterlijk ‘grote stem’. In dit hoofdstuk komt vaak het woord ‘groot’ voor, soms twee keer in één vers (Op 16:9; 12; 14; 18; 19; 21). De ongerechtigheid is groot en Gods toorn is groot. Groot en omvangrijk is het gebied van de ongerechtigheid, groot en zwaar zijn ook de middelen van Gods toorn.

De luide stem geeft “de zeven engelen” bevel om tot handelen over te gaan. Ze moeten heengaan, ieder naar het gebied op aarde dat hun is toegewezen. Daar moeten ze “de zeven schalen van de grimmigheid van God” uitgieten. ‘Uitgieten’ is een plotseling en volledig uitstorten van de inhoud over de voorwerpen van Gods grimmigheid. De toorn van God bestaat hier bij wijze van spreken niet meer uit een tik met een stok om een verkeerd handelen te corrigeren, maar uit een volledig overrompelen en neerslaan van het kwaad.

De ene na de andere schaal wordt met een enkele beweging geleegd. De plagen volgen elkaar in grote snelheid op. Waarschijnlijk zullen deze niets en niemand sparende oordelen binnen enkele dagen voltooid zijn. Ze worden ook niet meer aangekondigd, zoals dat bij de twee vorige series plagen – zegels en bazuinen – het geval is. Ze komen zonder waarschuwing omdat God al vaak genoeg heeft gewaarschuwd (Sp 29:1).

Op 16:2. De eerste vier schalen lijken veel op de eerste vier bazuinen in Openbaring 8 (Op 8:6-12). De plagen van de eerste vier schalen treffen dezelfde terreinen als de eerste vier bazuinen. Het verschil is echter dat de bazuinplagen over een beperkt deel van de aarde gaan, een derde deel, terwijl de schaalplagen die beperking niet kennen.

Om de snelheid van handelen te benadrukken staat er niet ‘en de eerste engel ging weg’, maar “en de eerste ging weg”. Dat vind je ook in alle volgende gevallen. De eerste giet zijn schaal uit op de aarde. Dat is niet de aarde in de ruime betekenis van Op 16:1, maar in de beperkte betekenis van ‘het droge’, omdat hierna ook sprake is van andere gebieden op aarde, zoals de zee en de rivieren.

Als de engel zijn schaal heeft uitgegoten, worden de gevolgen onmiddellijk zichtbaar. De mensen die aan het beest verbonden zijn en hem hun eer betonen, krijgen als merkteken een afzichtelijke, ongeneeslijke zweer. Dit is geen zweertje waar je even een pleister op plakt, maar een enorme, opvallende zweer die niet te behandelen is. Een zweer is een uitbarsting van innerlijke vuiligheid die met pijn gepaard gaat en die uiterlijke schoonheid verandert in afstotelijkheid.

Voor mensen die alles opofferen voor een perfect lichaam, zowel wat gezondheid als wat vorm betreft, is dit een ramp van ongekende omvang. Ze hebben er alles aan gedaan hun lichaam in topconditie te houden en nu wordt in één handeling van Gods toorn hun lichaam een wrak, een armzalig toonbeeld van ellende en pijn. Zoals de satan eens Job sloeg met vreselijke zweren (Jb 2:7), zo slaat God nu de aanhangers van het beest hiermee (vgl. Ex 9:10; Dt 28:27; 35).

Op 16:3. Zonder een hernieuwd bevel uit de hemel – het bevel in Op 16:1 is één bevel voor alle zeven engelen – giet de tweede engel zijn schaal leeg. Het gebied dat hem is toegewezen, is “de zee”. Het leegkiepen van zijn schaal heeft tot direct gevolg dat de zee “bloed” wordt. Het is echter geen bloed dat vloeit, waarin beweging nog mogelijk is, maar het is gestold. Bij een dode stroomt het bloed niet meer. De zee verandert in een gestolde massa. Alles wat erin leeft, kan zich niet meer bewegen en sterft ter plekke. De stank van het geheel zal ondraaglijk zijn (vgl. Ex 7:19-21).

Geestelijk toegepast kun je de zee zien als een symbool voor alle volken waar het er ongeordend aan toegaat, in tegenstelling tot de aarde als symbool voor een geordend geheel. Ieder leeft voor zichzelf, gezag wordt niet erkend. Bij het leeggieten van de tweede schaal zal dit gedrag tot een plaag worden. Ieder komt zozeer op zichzelf te staan, dat het niet meer mogelijk is bereikt te worden of een ander te bereiken. Als gevolg van volkomen geestelijke afstomping is elke communicatie dood. Eenzaamheid heerst. Geestelijk dood als ze al waren als het gaat om hun verbinding met God, is nu ook de dood ingetreden in de relatie met de naaste.

Op 16:4. Mocht er nog enige hoop zijn dat door de rivieren fris water naar de zee kan stromen, waardoor deze weer kan gaan leven, dan wordt die hoop door de derde engel weggevaagd. De schaal die hij uitgiet, treft “de rivieren”, zodat ze bloed worden. Ook de op zichzelf staande “waterbronnen” ondergaan dit lot. Er kan geen water worden geput tot eigen verkwikking of om elders verkwikking te brengen.

Al het water is in bloed veranderd. Elke mogelijkheid om leven te brengen waar de dood is, wordt afgesneden. Als de mens van God en van zijn naaste is afgesloten, is hij volkomen onderworpen aan de invloed van de dood, zonder enig alternatief.

Lees nog eens Openbaring 16:1-4

Verwerking: Wat vind jij aangrijpend in de beschrijving van deze schaaloordelen?

Copyright information for DutKingComments