Revelation of John 3:5

Boodschap voor Sardis

Op 3:1. In de kerkgeschiedenis volgen de perioden die worden voorgesteld in Efeze, Smyrna, Pérgamus en Thyatira elkaar op, waarbij de volgende gemeente de plaats van de vorige inneemt. Efeze verdwijnt en Smyrna verschijnt, enzovoorts. Met Sardis zet die trend zich niet voort. Sardis vervangt Thyatira niet, maar komt eruit voort, terwijl Thyatira ook blijft bestaan. Je ziet dan ook dat tot op vandaag het rooms-katholicisme en het protestantisme naast elkaar bestaan.

Zoals gezegd, komt Sardis uit Thyatira voort. Dat gebeurde in de kerkgeschiedenis in de zestiende eeuw. Toen is door Gods genade een reformatie of hervorming tot stand gekomen, waarvoor Hij vooral Luther en later ook Calvijn en anderen heeft gebruikt. God opende deze mannen de ogen voor de dwalingen van het rooms-katholicisme. De opzet van de reformatie was om de rooms-katholieke kerk te hervormen, maar door de afwijzing van de katholieke leiders werd zij een geheel nieuwe beweging.

Wat als een werk van Gods Geest was begonnen, werd echter steeds meer een werk van mensen. Van de frisheid van de reformatie is weinig over. Wat uit de rooms-katholieke kerk is voortgekomen, noemen we vandaag het protestantisme. De grootste vertegenwoordiger ervan in Nederland is de PKN, de protestantse kerk in Nederland. De verbinding tussen kerk en staat komt in deze naam tot uitdrukking, net zoals eerder in de naam ‘Nederlands hervormde kerk’. Dat verschijnsel zie je ook in andere landen. Zo is er sprake van de Engelse staatskerk en de Duitse evangelische kerk.

Overal ontstonden nationale kerken. Al deze kerken hadden hun eigen nationale organisatie. Het protestantisme werd afhankelijk gemaakt van de nationale overheden. Je ziet hier de verbinding met de wereld die lijkt op die in Pérgamus. Toch is dit anders. In Pérgamus had de wereld gezag over de hele gemeente. In Sardis is het heersen van de wereld, in de vorm van de staat, over de kerk een zaak van elk afzonderlijk land. Dit is wel ver verwijderd van Gods gedachten over de gemeente, waarin een onderscheid naar nationaliteit niet bestaat (Ko 3:11).

Door het zich verbinden aan de staat en het zich onder de bescherming stellen daarvan is de gemeente losgeraakt van het bijbelse model. In het protestantisme worden wel bijbelse waarheden beleden, maar ze worden op puur wereldse wijze ingevuld. De kerk zegt te leven, die naam wil ze graag hebben, maar de Heer Jezus zegt van haar dat ze dood is. Is nu alles hopeloos?

Nee, gelukkig niet. Als je ziet hoe de Heer Jezus Zich aan deze gemeente voorstelt, licht daarin hoop op voor ieder die zich in een dergelijke situatie bevindt. Hij heeft “de zeven Geesten van God en de zeven sterren”. Hiermee verzekert Hij de getrouwen in Sardis ervan dat in Hem de werkelijke bron van leven en kracht is die nooit zal tekortschieten. De wereld mag binnengedrongen zijn waar de Geest van God zou moeten heersen, toch verandert dat niets aan de volheid – waarvan het getal ‘zeven’ spreekt – van de Geest waarover Hij beschikt. Ook geeft Hij Zijn rechten op de gemeenten als lichtverspreiders, voorgesteld in ‘de zeven sterren’, niet op.

Telkens nadat Hij Zich heeft voorgesteld, heeft Hij tegen de voorgaande gemeenten gezegd ”Ik weet” en daarna iets opgemerkt dat Hij in die gemeente kan waarderen. Ook tegen Sardis begint Hij met te zeggen “Ik weet”. Alleen volgt er dan niet een waarderende opmerking, maar een waaruit afkeuring spreekt. Die afkeuring betreft de schijn van leven dat de gemeente belijdt te bezitten, terwijl er in werkelijkheid geen leven is, maar de dood er heerst.

Het leven is langzaam weggeëbd uit de reformatie, waardoor die is geworden tot wat we nu herkennen als het protestantisme. De godsdienst is steeds meer een organisatorisch geleide belijdenis geworden. Slechts betrekkelijk weinigen hebben leven uit God. De meesten zijn tot de nieuwe leer overgegaan in navolging van hun geestelijke leiders, zonder persoonlijke gewetensoefening.

Je kunt niet direct zeggen dat er verkeerde leer is. De belijdenis is orthodox. Het is echter een dode vorm, waarin het leven ontbreekt. Ook vandaag zijn er heel wat mensen die Christus belijden, maar er zijn in verhouding slechts weinigen die met Christus leven.

Op 3:2. De dood mag dan algemeen heersen, toch zijn er nog zielen die door de Heer kunnen worden aangesproken. Als zij horen, is er voor hen nog hoop. De oproep luidt: “Word waakzaam en versterk het overige.” De slapende gelovigen in Sardis moeten worden wakker geschud en hun plaats op de wachtposten weer innemen. Ze moeten zich er weer van bewust worden dat de gemeente en de wereld niet te vermengen zijn. Door de dodelijke slaapziekte van de gelovigen heeft de wereld ingang gekregen in de gemeente. Dat moet veranderen. Gehoorzaamheid aan de oproep zal dat bewerken.

Als er gehoor wordt gegeven aan de oproep, zal dat voorkomen dat de enkele getrouwen, “het overige”, in wie nog een vonkje van leven overgebleven is, ook de moed opgeven. De toestand is uiterst kritiek. De Heer Jezus moet zeggen dat de werken van de gemeente van Sardis niet voldoen aan de eis van God. In de kerkgeschiedenis vinden we dit terug in het protestantisme dat uit het rooms-katholicisme is voortgekomen. Veel zaken die eigen zijn aan de rooms-katholieke kerk, zijn in het protestantisme overgenomen.

Zo heeft er wat de kerkstructuur betreft geen terugkeer naar Gods Woord plaatsgevonden, maar heeft men elementen uit de rooms-katholieke kerk overgenomen. Men wilde ook terug naar de ‘zuivere leer’, maar door de vermenging met de wereld bleef het bij de leer, want de praktijk ademde de geest van de wereld. Net zomin als in het rooms-katholicisme was er in het protestantisme een levende verwachting van de komst van de Heer. Tevens bleven kerkelijke instituties leiding geven aan de kerk, waardoor in de praktijk aan de Geest van God geen ruimte werd gegeven om de gemeente te leiden.

Op 3:3. Dan komt de oproep: “Bedenk dan.” Ze worden herinnerd aan het moment in de tijd dat ze het evangelie hebben gehoord en aangenomen en het geloofsgoed (van de Reformatie) als een blijvende schat hebben ontvangen. Het ziet op de herontdekking van de Schrift en de weg tot behoudenis die door geloof verkregen wordt, zonder werken van de wet. Bij afwijking worden we altijd weer herinnerd aan het onveranderlijke Woord van God en het onbeweeglijke gezag van God Zelf.

Dit geldt ook voor je persoonlijke geloofsleven. Als je daarin bent afgeweken, als het geloof niet meer zo voor je leeft, denk dan terug aan het moment dat je het evangelie hoorde en hebt aangenomen. Dat zal je ertoe brengen je te bekeren van je afdwaling.

Als er geen waakzaamheid is en er geen rekening wordt gehouden met de komst van Christus, zal die komst net zo onverwacht en net zo ongewenst plaatsvinden als de komst van een dief (vgl. Mt 24:43-44; 1Th 5:2; 4; 2Pt 3:10). Hij zal dan tot hen komen als tot de wereld. Het protestantisme heeft zich onder bescherming van de wereld geplaatst. Het heeft zich met de wereld verbonden en de belangen en de goedkeuring van de wereld gezocht en nagestreefd. Daarom zal de christenheid ook in het lot van de wereld delen en met de wereld geoordeeld worden.

Op 3:4. Gelukkig heeft de Heer ook enkelen, “enkele namen”, ontdekt in Sardis die trouw gebleven zijn. Zij geloven niet alleen in de rechte leer, maar leven ook in oprechte afzondering van de wereld, met het oog op de Heer gericht. Zij hebben “hun kleren niet bevlekt”. Dit wil zeggen dat zij zich persoonlijk rein bewaard hebben van de vele onreinheden die het protestantisme kenmerken, zoals bijbelkritiek en modernisme.

De Heer waardeert dit op een bijzondere wijze. Zoals ze op aarde voor Hem hebben gewandeld in reinheid, zo zullen ze in de toekomst met Hem in “witte kleren” mogen wandelen. De bijzondere waardering voor hun afzondering in Sardis wordt door de Heer nog benadrukt door Zijn vermelding dat “zij het waard zijn”. Deze uitdrukking is daarom speciaal, omdat die in dit boek verder alleen voor God (Op 4:11) en het Lam (Op 5:9; 12) wordt gebruikt.

Op 3:5. Het is het deel van de overwinnaars om “met witte kleren” bekleed te worden. Dat betekent dat de reinheid die zij op aarde bezaten hen altijd zal kenmerken. Een aanvullende beloning is verbonden met hun “naam”. De Heer kent ieder van de overwinnaars bij name. Op aarde kunnen hun namen wel uit kerkelijke registers worden verwijderd omdat zij niet met de koers van de kerk meegaan. Maar zij mogen weten dat er een register is dat door de Heer Jezus wordt bijgehouden en waarin hun namen met onuitwisbare inkt staan opgeschreven (Op 13:8; Op 17:8; Op 20:15; Op 21:27; vgl. Dn 12:1; Lk 10:20; Fp 4:3). Als extra troost voegt de Heer eraan toe dat Hij de aandacht van Zijn Vader en Diens engelen op hun naam zal vestigen vanwege hun trouw aan Hem (Lk 9:26; Lk 12:8).

Op 3:6. Ook hier kan de oproep aan de individuele gelovige om te horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt, niet meer worden gedaan aan het geheel. Je hebt gezien dat het geheel dood is, maar ook dat er opgeroepen is waakzaam te zijn en dat er ‘overigen’ zijn. Daarom komt de oproep “wie een oor heeft” na de belofte voor overwinnaars. Als er onder hen iemand is die een oor heeft en hoort, zal hij de boodschap ter harte nemen en de beloning voor de overwinning in ontvangst mogen nemen.

Lees nog eens Openbaring 3:1-6.

Verwerking: Hoe zorg jij ervoor ‘dat je kleren wit blijven’?

Copyright information for DutKingComments