Romans 13:13-14

Doet de Heer Jezus Christus aan

Rm 13:8. Schulden maken is niet moeilijk. Het wordt zelfs aantrekkelijk voorgesteld. Een beetje luxe hoef je jezelf toch niet te ontzeggen? Wat geld lenen tegen een laag percentage en je leeft weer wat plezieriger. Met een dergelijke redenering hebben al veel mensen zich schulden op de hals gehaald. Voor een christen mag er maar één schuld bestaan, één die hier op aarde nooit wordt afgelost ook en dat is elkaar liefhebben. Wie de ander liefheeft, vervult daarmee de wet. De samenvatting van de wet is elkaar liefhebben.

Rm 13:9-10. De wet verbiedt een aantal dingen waardoor de ander wordt benadeeld. De liefde doet de naaste geen kwaad. Wie de ander dan ook liefheeft, zal die ander zeker niet benadelen.

Nu zou je kunnen vragen: Maar ik leef toch niet meer onder de wet? Het is toch duidelijk geworden uit Romeinen 7 dat ik van de wet ben vrijgemaakt? Dat is waar en de verzen die je nu voor je hebt, spreken dat ook niet tegen. Ze zeggen iets anders. Ze zeggen dit: Als jij de ander liefhebt, zul je niets doen wat de wet verbiedt. Op die manier vervul je de wet. Liefhebben is niet een prestatie die je levert omdat de wet dat van je vraagt. Liefhebben is de uiting van je nieuwe leven die het goede voor de ander zoekt. Als je het goede en niet het kwade voor de ander zoekt, is het duidelijk dat je dan, om zo te zeggen, automatisch de wet vervult.

Rm 13:11-12. Vervolgens wordt er een extra reden gegeven om deze opdracht, om elkaar lief te hebben, uit te voeren. Die extra reden is de komst van de Heer Jezus. Petrus verbindt in zijn eerste brief deze twee dingen – de komst van de Heer Jezus en het liefhebben van elkaar – ook met elkaar. Hij schrijft in 1 Petrus 4 eerst over het einde van alle dingen en in het volgende vers over het liefhebben van elkaar (1Pt 4:7-8).

Het is tijd om uit de slaap te ontwaken, om wakker te worden. Wrijf je ogen eens uit en zie eens hoe ver de nacht al is gevorderd. Want het is nacht in de wereld, pikdonkere nacht. Met ‘nacht’ wordt hier bedoeld de geestelijke duisternis die door de zonde gekomen is. Maar de dag is nabij. De dag breekt aan wanneer de Heer Jezus op aarde verschijnt. Hij wordt in Maleachi “de Zon der gerechtigheid” genoemd (Ml 4:2). David zegt van Hem in zijn laatste woorden dat Hij is “als het licht van de morgen, [wanneer] de zon opgaat” en dat er dan “een morgen zonder wolken” aanbreekt (2Sm 23:4a). Elk oog zal Hem dan zien (Op 1:7).

Elke dag brengt je dichter bij dat moment. Je bent nu dichter bij dat moment dan toen je tot geloof kwam. Als de behoudenis nu dichterbij is dan toen je tot geloof kwam, houdt dat in dat je in zekere zin nog niet behouden bent. Je behoudenis is nog niet volledig, dat wil zeggen dat wat je lichaam betreft, je behoudenis nog toekomstig is. In Romeinen 8 heb je gelezen dat je behouden bent geworden “in de hoop” (Rm 8:24). Lees nog maar eens na wat ik daarover geschreven heb.

Dat hier wordt gezegd dat je nu nog niet behouden bent, heeft te maken met de gevaren die er zijn en de strijd die nog gevoerd moet worden. Om in die strijd te overwinnen moet je de bevelen van het ‘hoofdkwartier’ nauwkeurig opvolgen. Luister goed: je moet iets afleggen en je moet iets aandoen.

Eerst het afleggen. Bij de nacht horen “de werken van de duisternis”. Elke vorm van zonde is een werk van de duisternis. Is er nog iets in je leven waarvan je weet dat het zonde is? Breek daarmee! Dat kun je doen door die zonde met name te noemen en tegen de Heer te zeggen dat je daarin fout bent. Vraag de Heer of Hij je wil helpen om niet meer toe te geven aan die zonde. In Spreuken 28 staat een grote aanmoediging: “Wie zijn overtredingen … belijdt en nalaat, zal barmhartigheid verkrijgen” (Sp 28:13).

Als je dat gedaan hebt, is er ruimte gekomen voor “de wapens van het licht”. Die kun je nu aandoen. Deze wapens van het licht zijn heel andere wapens dan de wapens waarmee de wereld strijdt. De wapens van het licht zijn geestelijke wapens. De Heer Jezus noemt Zichzelf ‘het licht’. Van Hem krijg je die wapens en van Hem kun je leren hoe je ermee om moet gaan om te overwinnen. In de evangeliën zie je hoe Hij ze gebruikte. Toen de duivel Hem veertig dagen en veertig nachten had verzocht en ten slotte zijn laatste drie verzoekingen op Hem uitprobeerde, versloeg Hij de duivel met “er staat geschreven”.

Rm 13:13. Je hebt afgelegd en aangedaan. Nu komt de vermaning om op een gepaste wijze te wandelen. De dingen die in Rm 13:13 worden genoemd, vind je volop in de wereld, bij de duisternis, maar ze passen niet (meer) bij jou. Jij hoort niet meer bij de duisternis waar de genoemde zonden hoogtij vieren. Jij hoort bij de dag. In jouw leven is ‘de Zon der gerechtigheid’ (Ml 4:2) al opgegaan. Jij mag wandelen in het licht van die Zon, dat is de Heer Jezus.

Rm 13:14. Je wordt niet alleen aangespoord om de wapens van het licht aan te doen, maar ook de Heer Jezus Christus Zelf. Zie je dat Hij hier met Zijn volle Naam genoemd wordt? Hem aandoen betekent hetzelfde als – het klinkt misschien wat oneerbiedig, maar toch is dat de betekenis – een jas aandoen. Het wil zeggen dat je aan je omgeving Hem laat zien. Door veel aan jezelf te denken en druk te zijn met jezelf – hoeveel tijd breng je voor de spiegel door? – komen er, om bij het beeld van de jas te blijven, vlekken op die mooie jas. Die wordt erdoor ontsierd.

Als de Heer Jezus komt, zal elk oog Hem zien. Dan zal het voor iedereen die niet koos voor Hem voor eeuwig te laat zijn. Jij en ik mogen Hem nu al laten zien. Wat zou het een feest zijn als anderen daardoor nu nog Hem zouden leren kennen en aannemen als Heiland en Heer.

Lees nog eens Romeinen 13:8-14.

Verwerking: Hoe merk jij dat het nacht is in de wereld en hoe kun jij het licht laten schijnen?

Copyright information for DutKingComments