Ruth 1:7-17

Naomi en haar schoondochters

Na de voorgeschiedenis in de vorige verzen begint nu het eigenlijke verhaal. Dit verhaal wordt hoofdzakelijk in de vorm van gesprekken gegeven. Meer dan driekwart van het boek bestaat uit gesprekken. Het eerste gesprek begint in Ru 1:8. De aanleiding is de terugkeer van Naomi naar het land Israël. Daarmee geeft ze toe aan het verlangen dat de HEERE in haar hart heeft gewerkt. Ook daarin lijkt ze op de verloren zoon die na zijn herinnering aan thuis opstaat en gaat (Lk 15:20a).

Als ze uit Moab vertrekt, gaan haar beide schoondochters met haar mee. Ze zijn zich op de een of andere manier aan Naomi gaan hechten. De jonge vrouwen zijn geen lichtzinnige vrouwen. Hoewel ze vrij zijn om met iemand anders te trouwen, willen ze toch bij Naomi blijven. Als ze eenmaal op weg zijn, denkt Naomi er ineens aan dat er voor haar schoondochters geen toekomst is weggelegd in het land waar zij heen gaat. Zij wil niet dat ze meegaan en zegt hun dat ze maar terug moeten gaan. Door hun Moabitische nationaliteit hebben zij geen toekomst in haar land. Ze moeten maar teruggaan “ieder naar het huis van haar moeder”. Daar hebben ze hun goddeloze opvoeding genoten en van daaruit moeten ze maar een nieuw leven beginnen.

Naomi heeft geen zicht meer op de God van Israël, de enige, ware God. Haar schoondochters zijn door hun huwelijk met Hem in verbinding gekomen. Al zal er van Hem niet veel te zien zijn geweest, toch moet er iets zichtbaar zijn geweest. Naomi is echter verbitterd geworden, en voor de vrouwen is het leven met haar jongens op een grote teleurstelling uitgelopen. Kan ze nog warm lopen voor die God? Kan ze haar schoondochters met warmte vertellen over die God? Ze raadt hun aan dat ze maar moeten hertrouwen en kinderen krijgen. Op die manier zullen ze ”rust vinden, ieder in het huis van haar man”, zo meent Naomi.

Dat betekent dat Naomi hen terugstuurt naar de wereld waar voor de ware God geen plaats is. Het kan zijn dat ze dat doet omdat ze zeer teleurgesteld is in God. Zij gaat dan wel terug naar haar geboorteland, maar dat is omdat ze innerlijk weet dat ze daar thuishoort en niet zozeer uit een verlangen naar de HEERE. Ze moet de HEERE opnieuw leren kennen. Nu ze gehoord heeft dat er weer voedsel in Israël is, ziet ze geen reden meer om in Moab te blijven.

Hoewel ze teleurgesteld is in de HEERE, geeft ze haar schoondochters toch Zijn zegen mee. Hieruit blijkt dat ze, ondanks teleurstelling, toch aan Hem vasthoudt. Tegelijk blijkt dat haar gedachten over Hem warrig zijn. Haar uitspraak klinkt vroom en haar wens is oprecht, maar het is een onmogelijkheid, want hoe kan de HEERE een leven in afgoderij zegenen?

Deze vermenging is vaak aanwezig bij iemand die is afgedwaald en wel weer op de weg terug is, maar nog niet hersteld is in de gemeenschap met de Heer. Vanuit het verleden is er een zekere kennis van de Heer, maar er is geen duidelijkheid meer over de voorwaarden die verbonden zijn aan een leven in gemeenschap met Hem. Gelukkig heeft de Heer geduld met iemand die vanuit de duisternis terug is op de weg naar het licht. Hij zal het licht steeds helderder laten schijnen (Sp 4:18). Dat zal in het leven van Naomi blijken.

In de weg die Naomi vanuit de duisternis naar het licht gaat, zien we ook de weg die Israël in de toekomst zal gaan. Vanuit de duisternis van de grote verdrukking zal voor het overblijfsel het licht opgaan als zij oog in oog komen te staan met hun eens door hen verworpen Messias. Voor hen zal de dag aanbreken waarop de Messias als “de Zon der gerechtigheid” helder zal stralen (Ml 4:2).

Het getuigenis dat Naomi van haar schoondochters geeft, is mooi en om jaloers op te worden. De beide vrouwen hebben hun mannen liefgehad en ze hebben ook van Naomi gehouden. Er zijn ook vandaag mensen die, hoewel ongelovig, zich met toewijding inzetten voor goede familiebetrekkingen. Dat is prijzenswaardig en zal zeker gezegend worden door de Heer. Als mensen welke instelling van de Heer dan ook in acht nemen, heeft dat een weldadige uitwerking op de onderlinge verhoudingen. Met het loslaten van of zelfs bewust breken met de door God ingestelde familiebanden verkilt het klimaat van de omgang tussen de mensen onderling.

Naomi laat met haar voorstel zien dat haar geloofsleven nog op een laag pitje staat. Ze is wel op de weg terug naar de HEERE, maar ze is nog lang niet zover dat ze ook anderen kan helpen om die weg te vinden en te gaan. Er is niets waardoor ze hen kan aanmoedigen de HEERE te zoeken. Integendeel, ze ontmoedigt haar schoondochters met haar mee te gaan.

Een paar keer noemt ze de Naam van de HEERE, maar dat kan niet verhelen dat ze uiteindelijk haar schoondochters wil terugsturen naar hun afgoden (Ru 1:15). Zou ze zich schamen om met twee Moabitische schoondochters in Bethlehem aan te komen? Ze kan zich voorstellen wat de mensen zullen denken. Nee, ze kunnen niet mee.

Als een gelovige is afgedwaald, lijdt hij schade aan zijn eigen ziel. Wie buiten de gemeenschap met God leeft, kan ook voor anderen geen hulp zijn om Hem te vinden. Een afgedwaalde gelovige is eerder een struikelblok dan een hulp voor iemand om de Heer te vinden. Een dergelijk leven is geen getuigenis voor de Naam van de Heer. Het christelijk getuigenis is verkild en spreekt niet meer aan omdat de christenen opgaan in het najagen van eigen belangen. Christus staat niet centraal, maar het eigen ik.

Christenen die zo leven, kunnen alleen tegen anderen zeggen dat ze maar moeten blijven waar ze zijn. Hun eigen leven met Christus straalt niets uit. De teleurstellingen die ze hebben ervaren in hun weg van afwijking en de verbittering die dat tot gevolg heeft, zijn ze nog niet te boven. Pas als de ziel helemaal is hersteld in de gemeenschap met de Heer en al het verkeerde is beleden, kan er weer een duidelijk getuigenis gegeven worden.

Als Naomi is uitgesproken, kust ze haar schoondochters ten afscheid. Het maakt alleen maar heftige emoties bij haar schoondochters los, gehecht als ze zijn aan hun schoonmoeder. Onder tranen verzekeren zij haar dat zij met haar willen meegaan naar haar volk. Het is bijna niet te begrijpen, maar in plaats van toe te stemmen, doet Naomi opnieuw verwoede pogingen hen van hun voornemen af te houden. De eerste keer heeft ze gewezen op hun afkomst en de toekomst in hun eigen land (Ru 1:8). Bij de tweede poging wijst ze erop dat er niets meer is wat hen aan haar bindt en dat er ook voor de toekomst geen verandering in zit.

Ze maakt duidelijk dat de vrouwen van haar geen enkele bijdrage aan een voor hen zinvol leven hoeven te verwachten. Ze verklaart elke hoop daarop ongegrond. Het is trouwens voor haar allemaal nog veel erger dan voor hen, want zij heeft te maken met een God Die tegen haar is. Het is alsof ze daarmee tegen haar schoondochters zegt: ‘Met zo’n God kun je maar beter niet te maken hebben.’

Zo geeft ze een heel verkeerd beeld van de HEERE. Ze geeft Hem de schuld van al haar moeilijkheden. Alsof het Zíjn hand is die haar naar Moab heeft gebracht en niet de eigenwillige keus van haar en haar man. Dat God een God vol goedheid en genade is, ook voor vreemdelingen, komt niet bij haar op.

De keus van Orpa en Ruth

Dan zien we hoe God in Zijn soevereiniteit de aanhoudend verkeerde voorstelling van zaken van Naomi gebruikt om het geloof van Orpa en Ruth te testen. Haar ontmoedigingen maken de toestand van het hart van ieder van hen openbaar. De afwegingen worden gemaakt en de beslissing valt. Beide vrouwen huilen opnieuw, maar nu klinkt het niet meer uit de mond van allebei dat ze met Naomi mee zullen gaan naar haar volk (Ru 1:10). Orpa kiest ervoor terug te gaan en volgt de slechte raad van Naomi op. Zij kijkt niet verder dan het leven op aarde. Haar ontbreekt het geloof waardoor een mens verder en dieper kijkt dan naar wat oppervlakkig waarneembaar is.

Orpa geeft Naomi uitingen van liefde door haar te kussen; Ruth geeft Naomi haar hart. Het geloof dat bij Orpa ontbreekt, is bij Ruth aanwezig. Het is merkwaardig hoezeer Ruth door Naomi is aangetrokken. Dat kan alleen omdat zij in het leven van Naomi toch de aanwezigheid van God heeft gezien. Ruth heeft dieper gekeken dan de ellendige toestand waarin Naomi is terechtgekomen. Ze kijkt zelfs door de woorden heen die Naomi spreekt en die haar van God moeten afhouden.

Het geloof van Ruth wordt er des te zuiverder door. Ze gelooft niet om of vanwege Naomi, maar ondanks Naomi. Het is toch immers diep tragisch dat Naomi Ruth nog eens zegt dat ze haar schoonzuster achterna moet gaan naar haar volk en haar goden! Het geloof van Ruth ziet echter dwars door alles heen achter Naomi een God Die ze ook als haar God wil leren kennen omdat dit de enige en ware God is. Daarom keert ze zich niet van Naomi af, maar klemt ze zich juist aan haar vast.

Orpa kijkt naar dat, waaruit ze is weggegaan en daarom keert ze terug. Ruth ziet uit naar waar ze heen gaat en daarom gaat ze mee. Ze gaat in geloof. Zij hoort bij hen van wie geschreven staat: “En als ze terugdenken aan dat waaruit zij weggetrokken zijn, zouden zij tijd hebben terug te keren; maar nu verlangen ze naar een beter, dat is een hemels [vaderland]” (Hb 11:15-16). Voor het ongeloof is dat onbegrijpelijk, want alle omstandigheden zijn tegen haar.

De ‘geloofsbelijdenis’ van Ruth

Ruth verklaart dat ze bij Naomi zal blijven. Ze heeft bij Naomi iets gezien wat haar hart heeft geraakt. Wat haar beslissing allemaal voor gevolgen voor haar heeft, weet ze niet, maar haar keus staat vast. Ze vraagt Naomi om er niet langer op aan te dringen van haar weg te gaan. Ze is vastbesloten om overal te zijn waar Naomi is en gemeenschap met haar volk en haar God te hebben. Daar brengt het geloof toe.

In een zevental uitspraken geeft ze aan dat ze niet slechts als vreemdeling in het land van Naomi wil zijn, maar dat ze zich er voor altijd aan wil verbinden. Het is een geloofsbelijdenis die grote indruk op ons moet maken. Er blijkt een gezindheid van het hart uit die ons tot jaloersheid brengt. We kunnen dit toepassen op onze gehechtheid aan de Heer Jezus en onze medegelovigen en op ons verblijf in de wereld.

1. “Waar u heen gaat, zal ik ook gaan, …” Dit duidt op een onvoorwaardelijk volgen. Is het niet de wens van iedere gelovige die de Heer Jezus liefheeft om Hem onvoorwaardelijk te volgen (vgl. Op 14:4b)?

2. “… en waar u overnacht, zal ik overnachten.” Door de verwerping van de Heer Jezus is het nacht in de wereld. Daarin bevindt de gelovige zich (Rm 13:11-14; 1Th 5:4-7; Jh 13:30). Maar in het hart van de gelovige schijnt de morgenster (2Pt 1:19) als voorbode van de dag die zal aanbreken wanneer de Heer Jezus als de Zon der gerechtigheid zal schijnen (Ml 4:2).

3. “Uw volk is mijn volk …” Ze verklaart zich een met het volk van Naomi, al is dat volk nog zo ontrouw. Ze zoekt niet zelf de mensen uit met wie ze zich wil verbinden. Ook voor ons, die tot de gemeente behoren, is het belangrijk te beseffen dat wij niet zelf onze broeders en zusters hebben uitgezocht, maar dat de Heer ze heeft gegeven.

4. “… en uw God mijn God.” Bovenal kiest ze voor de God van Naomi. Hiermee zegt ze de afgoden van Moab definitief vaarwel.

5. “Waar u sterft, zal ik sterven, …” Haar gehechtheid is zo groot, dat ze niet alleen in het leven van Naomi wil delen, maar dat ze ook de dood met haar wil delen. Dit is een bewijs van ware verbondenheid. Voor ons geldt dat we met Christus gestorven zijn. De plaats van onze dood is het kruis. Echte gehechtheid aan elkaar wordt werkelijkheid naar de mate dat we persoonlijk waarmaken dat ik met Christus gekruisigd ben (Gl 2:20). Dat betekent het einde van een egoïstisch leven.

6. “… en daar zal ik begraven worden.” Dit betekent het radicale einde van de band tussen de wereld en de gelovige. Wie begraven is, is uit de wereld verdwenen. Dit wordt in de doop tot uitdrukking gebracht (Rm 6:4). Maar begraven heeft ook te maken met de toekomst. Begraven is zaaien. Er wordt begraven met het oog op de opstanding. Begraven worden en opgewekt worden horen bij elkaar (1Ko 15:4). Ruth wil, als ze sterft, niet in Moab begraven worden. Waar Naomi begraven wordt, daar wil zij worden begraven, want daar zullen ze samen ook opstaan om te leven in de beloofde zegen.

7. “… voorzeker, [alleen] de dood zal scheiding maken tussen mij en u.” Ruth trekt de volle consequentie uit al haar voorgaande uitspraken. Het enige wat op aarde scheiding tussen haar en Naomi zal kunnen brengen, is de dood. Ze spreekt niet over enige verwachting die zij van haar schoonmoeder heeft. Ze stelt geen voorwaarden aan haar gehechtheid aan Naomi. Haar verbondenheid aan Naomi is een bewijs van geloof dat verder ziet dan wat in een lid van Gods volk zichtbaar wordt van God.

De zeven uitspraken die Ruth doet, kunnen we onderverdelen in een groep van vier en een groep van drie. De eerste vier uitspraken hebben te maken met de weg van geloof in een wereld waar het nacht is, maar waar ook Gods volk aanwezig is en waar God Zelf onze hulp is. De laatste drie uitspraken hebben alle te maken met de dood. Als er rekening wordt gehouden met de dood, krijgt het vlees, het eigen ik, niet de kans zich te laten gelden.

Alleen door hen die gestorven en begraven zijn, kan het echte leven worden geleefd. Alleen de lichamelijke dood maakt een einde aan dit leven op aarde. Ruth wil niet als vreemdeling met Naomi meegaan naar het land van God, om er een poosje te blijven en dan weer terug te gaan naar Moab. Ze wil er eeuwig blijven.

Copyright information for DutKingComments