Song of Solomon 2:14

De gedaante zien en de stem horen

De bruidegom gebruikt telkens andere beelden om de bruid te bereiken en haar ertoe te bewegen naar hem toe te komen. Hij noemt haar nu “mijn duif” (Hl 2:14). De duif is een dier dat bekend staat om trouw en gehechtheid aan de partner. De bruidegom spreekt de bruid aan in haar trouw en gehechtheid aan hem. De herinnering daaraan zal haar wellicht ertoe bewegen haar isolement te verlaten en bij hem te komen.

Ook de plaats waar ze is, noemt hij anders dan in Hl 2:9. Ze is “in de kloven van de rots, in de schuilplaats van de bergwand”. De plaats waar zij zich heeft teruggetrokken, is een plaats waar ze zich wil schuilhouden voor de vijand. De bruidegom zegt haar dat ze tevoorschijn kan komen, want de vijand is verdwenen net zoals de winter voorbij is. Ze heeft zich verborgen voor de vijand, maar daarmee tegelijk voor hem.

Zo kunnen ook wij ons uit angst of door andere oorzaken in een isolement hebben teruggetrokken. Daardoor hebben we ons ook teruggetrokken uit Zijn nabijheid. We zijn dan niet volmaakt in de liefde, dat wil zeggen dat het besef van Zijn liefde voor ons niet leeft. De volmaakte liefde drijft de vrees namelijk uit (1Jh 4:18). Hij wil ons oog weer op Zijn liefde richten, zodat we onze bescherming bij Hem zoeken en niet bij iemand of iets anders.

Hij wil de bruid zien en haar stem horen. Zo wil de Heer ook dat wij uit onze schuilplaats komen en Hem onze stem laten horen in lofprijzing en gebed. Dit is een prachtige uitnodiging om vrijmoedig naar Hem toe te gaan met alles wat er in ons hart is. Hij wil ons zien zoals we voor Hem zijn en Hij wil dat wij dat weten en tegen Hem zeggen. Dat kan een heel kort gebed of een heel korte dankzegging zijn als het maar de oprechte uiting is van de liefde van ons hart.

We kunnen nog een toepassing maken. De Heer wil de “gedaante” van ieder van ons persoonlijk zien, “uw gedaante”, en niet die van een ander. Hij wil de “stem” van ieder van ons persoonlijk horen: “uw stem” en niet de stem van een ander. Wanneer we tegen Hem spreken in het gebed, moeten we niet ineens op een heel andere toon gaan praten, zoals ik iemand wel eens heb horen doen. Ook de woorden die we gebruiken, moeten onze eigen woorden zijn. Niet het napraten van anderen of het per se eens helemaal anders willen doen, omdat we ‘origineel’ willen zijn. De Heer ziet dan een andere gedaante.

Iedere gelovige die met de Heer leeft, heeft veel van anderen geleerd, maar hij is geen kopie van die andere gelovigen. Het gaat er niet om dat wij proberen het op een manier te zeggen waarop nog nooit iemand – wijzelf of een ander – het heeft gezegd. Het gaat erom dat we het zeggen op een manier die de Heer nog niet eerder van ons heeft gehoord. We gebruiken dezelfde woorden als eerder of woorden die een ander ook wel heeft gebruikt, maar het komt op een dieper doorleefde manier uit ons hart.

De Heer zegt niet alleen dat Hij onze gedaante wil zien en onze stem wil horen. Hij zegt erbij waarom dat zo is: “Uw stem is zoet en uw gedaante is bekoorlijk.” Dit toont Zijn verlangen naar gemeenschap met ons. We horen dit verlangen in Zijn stem. Als we Hem zo horen spreken, kan ons hart dan koud blijven? Kunnen we als Hij zo tot ons spreekt om ons over te halen bij Hem te komen Hem op een afstand houden? Hij spreekt op zo’n genadige manier tegen ons om ons te laten weten hoe kostbaar we voor Hem zijn en dat Hij zo graag van ons wil horen hoe kostbaar Hij voor ons is. Zullen we Hem laten praten en Zijn liefdevolle pogingen om ons hart te veroveren negeren? Zullen we Hem vergeten en doorgaan met ons eigen leventje? Wat zou dat een teleurstelling en een verdriet voor Hem zijn!

Copyright information for DutKingComments