Song of Solomon 3:6-7

Wie komt daar uit de woestijn?

Het antwoord op de vraag “wie is zij die daar uit de woestijn komt”, is eenvoudig. Zij is niemand anders dan de bruid. Toch doet de vraag vermoeden dat ze niet direct wordt herkend. Dat heeft te maken met haar verblijf in de woestijn. De woestijn heeft haar veranderd. Ze is als het ware een ander mens geworden. In de geestelijke toepassing ziet de woestijn op de wereld als het gebied dat God gebruikt om ons geloof op de proef te stellen, om het te testen. Door geloofsbeproevingen wil God ons veranderen en ons steeds meer gelijkvormig maken aan het beeld van Zijn Zoon.

In de profetische toepassing kunnen we hier denken aan het gelovig overblijfsel dat in de tijd van de grote verdrukking door God in de woestijn wordt bewaard (Op 12:13-17; vgl. Hs 2:14-23). Deze tijd zal in het overblijfsel een verandering bewerken die het maakt tot een volk waarbij de Heer Jezus kan wonen.

De gelovigen individueel en Gods volk als geheel worden hier vergeleken met “zuilen van rook”. We zien de ‘rookzuilen’ in Israël van het brandofferaltaar omhoogstijgen tot God, tot een lieflijke reuk voor Hem. Gelovigen die door God beproefd zijn en aan wie Hij Zijn werk heeft kunnen doen, zijn voor Hem ook aangenaam. In hun leven herkent Hij wat in de Heer Jezus altijd volmaakt aanwezig is: Zijn eigen beeld.

Verder zien we dat de bruid gehuld is “in een wolk van mirre en rook”. Dat herinnert aan de reis van het volk van God door de woestijn, waarbij het volk geleid wordt door de wolk van Gods heerlijkheid. Deze wolk heeft hen en ook de tabernakel bedekt. God wil door alle oefeningen waar een gelovige doorheen gaat Zijn heerlijkheid zichtbaar maken. Daarvoor is ons verblijf in de woestijn bedoeld.

Aan de wolk is “mirre en wierook” verbonden. Dat betekent dat ze komt in de geur van Christus (vgl. 2Ko 2:15-16). ‘Mirre’ symboliseert het lijden van de Heer Jezus, terwijl ‘wierook’ Zijn heerlijkheden symboliseert. Alles wat voor God aangenaam is, heeft Hij in Zijn Zoon gevonden. Datzelfde wil Hij in de Zijnen bewerken, zodat Hij door hun leven steeds meer aan dat van Zijn Zoon wordt herinnerd. In de beproevingen van ons geloof ervaren we het lijden van Christus, terwijl we ook mogen uitzien naar de heerlijkheid die ons wacht.

Aan de mirre en wierook worden nog “allerlei geurige kruiden” toegevoegd, een mengeling van geuren waardoor de bruid ook omgeven is. Het ziet op de vele voortreffelijkheden die in de Heer Jezus aanwezig zijn en tot uiting zijn gekomen. Elk woord en elke daad is van grote schoonheid en voortreffelijkheid. Tegelijk vloeien ze ineen tot een schitterend geheel. Alles is in harmonie met elkaar. Er is geen geur die overheerst en de andere geuren tenietdoet.

Paulus houdt deze ‘geurige kruiden’ aan de gelovigen in Kolosse voor, opdat ze die ook om zich heen zullen verspreiden. Deze geuren zijn de eigenschappen van Christus, die wij als gelovigen kunnen tentoonspreiden en zo aan anderen kunnen laten ruiken. Hij schrijft hun: “Doet dan aan als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden: innige ontferming, goedertierenheid, nederigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid, elkaar verdragend en elkaar vergevend, als de een tegen de ander een verwijt heeft; zoals ook Christus u vergeven heeft, zo ook u. En boven dit alles de liefde, dat is [de] band van de volmaaktheid” (Ko 3:12-14). Dit zijn enkele van de vele voortreffelijkheden van het nieuwe leven dat wij als gelovigen bezitten. Dat nieuwe leven is Christus Zelf. Vaak zijn de oefeningen in de woestijn nodig om anderen de voortreffelijke geur van Hem te laten ruiken.

De ‘geurige kruiden’ zijn bij “de koopman” verkrijgbaar. Dat betekent dat ze niet gratis verkrijgbaar zijn, maar ‘gekocht’ moeten worden. Er moet een prijs voor worden betaald. Die prijs is het afzien van het eigen ik en hiervoor in de plaats gehoorzaamheid en toewijding stellen.

Zeker is het zo, dat iedere gelovige door het nieuwe leven deze ‘geurige kruiden’ bezit. Maar ze in praktijk brengen is iets anders. Ze moeten, zoals Paulus zegt, aangedaan worden. Dat betekent dat we ermee bezig moeten zijn door het lezen en bestuderen van het Woord van God. Dan zien we hoe ze in het leven van de Heer Jezus tot uiting zijn gekomen. Het gevolg is dat ze dan ook in ons leven worden opgemerkt.

De draagstoel en de helden van Salomo

In Hl 3:7 staat het antwoord op de vraag wie zij is die daar uit de woestijn komt (Hl 3:6). Het antwoord is niet ‘de bruid’, maar “de draagstoel voor [of: van] Salomo”. We zien hier de rust van Salomo. Dit is een heel andere rust dan die in Hl 3:1. Daar is het de gemakzucht. Hier is het de rust of de vrede van Salomo, die het deel is geworden van de bruid. Salomo is de koning van de vrede. Dit tafereel laat zien dat de bruid rust heeft gevonden in de bruidegom.

Zo mag ons geweten als nieuwtestamentische gelovigen in Gods tegenwoordigheid tot rust komen op grond van het werk van de ware Vredevorst, de Heer Jezus. Door het geloof in Hem hebben wij vrede met God (Rm 5:1). In die rust mogen wij weten dat wij in de Geliefde begenadigd of aangenaam zijn voor God (Ef 1:6). Een soortgelijk beeld als de bruid in de draagstoel van Salomo zien we in de twee stenen tafelen in de ark (Dt 10:1-5). Dit tweede paar stenen tafelen stelt ook de gelovigen voor, en de ark stelt Christus voor.

De draagstoel van Salomo waarin hij zijn bruid vervoert, stelt de rust van zijn overwinning voor. In die rust is de bruid met hem verenigd. Hij draagt haar in die rust verder. Hij zorgt er ook voor dat deze rust ter wille van haar wordt beschermd. Dat gebeurt door niet zomaar zestig soldaten, maar “zestig helden”, die ook nog eens met zorg “uit de helden van Israël” zijn uitgekozen. Het is een keurkorps. Zij hebben bewezen oorlog te kunnen voeren. Bij David is sprake van dertig helden (2Sm 23:8-23), maar Salomo heeft er zestig.

Christus, de ware Salomo, kent alle gevaren waar Zijn bruid, de Zijnen, doorheen moet. Hij leidt haar in die rust verder. Wij hebben rust gevonden voor ons hart en geweten door met onze zonden tot Hem te gaan (Mt 11:28). Hij wil ons ook in die rust verder leiden door het leven heen, op onze reis naar Hem toe. Daarvoor zegt Hij tegen ons dat wij Zijn juk op ons moeten nemen. Dan vinden we rust voor onze zielen in onze dagelijkse activiteiten (Mt 11:29).

De door Christus verworven en verkregen rust wordt door de machten van de duisternis aangevallen en moet worden verdedigd (vgl. Js 27:3). Hij legt de verantwoordelijkheid voor de verdediging in de handen van de Zijnen, waarbij Hij hen voorziet van de juiste wapens om de vijand effectief uit te schakelen. Dit zien we in het beeld van de zestig helden.

De zestig helden weten allemaal met het zwaard om te gaan en hebben het binnen handbereik (Hl 3:8). In deze helden kunnen we een beeld zien van gelovigen die in de praktijk van het leven de geloofswaarheden beschermen en bewaren. Iedere gelovige wordt opgeroepen zo’n held te zijn. Het is onze verantwoordelijkheid dat wij beschermen wat God ons in Zijn Woord heeft gegeven. We worden allemaal opgeroepen te “strijden voor het geloof dat eenmaal aan de heiligen is overgeleverd” (Jd 1:3).

Daarvoor krijgt iedere gelovige “de hele wapenrusting van God” tot zijn beschikking, die hij moet ‘aandoen’ en moet ‘opnemen’ (Ef 6:11-18). Hiertoe behoort ook “het zwaard van de Geest, dat is [het] Woord van God” (Ef 6:17b; Hb 4:12). Daarmee kan bijvoorbeeld een verkeerde leer over de rust die de Heer Jezus aanbiedt, worden verdreven – zoals dat die rust kan worden bewaard door het houden van de wet. Het gaat er dan ook om dat we Gods Woord kennen, waardoor we er bedreven in raken het als verdedigingswapen te gebruiken.

Het zwaard wordt hier gebruikt om ons ermee te verdedigen “tegen de verschrikking in de nachten”. De nacht is gevaarlijk. Het stelt de geestelijke duisternis voor waarin we leven. Maar “de nacht is vergevorderd en de dag is nabij” (Rm 13:12). De dag breekt aan wanneer de Heer Jezus terugkomt naar de aarde. Tegelijk zien we ook dat de duisternis toeneemt. Er is toenemende misleiding en de satan doet zijn uiterste best ons van het volgen van de Heer af te houden.

Alleen door vast te houden aan het Woord van God, dat zwaard stevig in de hand of binnen handbereik aan de heup te houden, zullen we onze geestelijke rust en vrede bewaren. De Heer Jezus geeft het voorbeeld wanneer de satan Hem in de woestijn verzoekt (Mt 4:1-11). Hij gebruikt dan het Woord van God als wapen en verslaat daarmee de satan, zodat die ten slotte afdruipt. Als we afwijken van het Woord, verliezen we onze vrede. Daarom is het belangrijk dat we Gods Woord lezen en bestuderen.

Copyright information for DutKingComments