Song of Solomon 5:7

Op zoek naar de bruidegom

De bruid gaat verder op zoek in de stad (Hl 5:7). Daar doen de wachters hun ronde. Het is dus nog nacht. Ze zoekt hen niet op, maar zij vinden haar en treden hard tegen haar op. We zijn de wachters al eerder tegengekomen (Hl 3:1-3). Daar zijn ze niet zo hard in hun optreden als hier. Nu verwonden zij de bruid. Als er afstand is gekomen tussen de Heer en ons, moeten we soms pijnlijke ervaringen opdoen. Dat laat de Heer dan gebeuren om ons naar Hem terug te brengen.

Slaan en verwonden, wat hier letterlijk met de bruid gebeurt, kan op figuurlijke wijze ook gebeuren, bijvoorbeeld door het maken van zware verwijten. Beschuldigende woorden kunnen er hard inhakken. Ze verwonden de ziel, ze doen pijn vanbinnen. Dat gebeurt als wij op een plaats zijn, waar we niet horen. Als de bruid direct was opgestaan en de bruidegom had opengedaan, was dit niet gebeurd, dan was haar dit lijden en de schande bespaard gebleven.

De wachters nemen haar ook haar sluier af. De sluier is een beeld van volledige toewijding aan de bruidegom. De sluier betekent: Ik ben er alleen voor hem. Maar dat is niet waar. Het is wel haar belijdenis, maar niet haar praktijk. Daarom moet de sluier afgenomen worden. Als er huichelarij in ons leven is, moet de Heer die aan de kaak stellen en wegnemen.

We zeggen bijvoorbeeld dat we alleen tot de Naam van de Heer Jezus samenkomen. Maar het is huichelarij als we toch onze eigen invulling aan de samenkomsten geven. Of we hebben onze vaste gewoonten waarvan niet mag worden afgeweken. Dan kan de Geest van God niet werken en moet de sluier worden weggenomen. De sluier is in dit geval geen teken van toewijding en overgave, maar een soort vergrendeling. Dit soort grendels, die de schijn van toewijding geven, maar in werkelijkheid de toegang van de Heer en de Geest tot ons leven versperren, moeten worden weggenomen.

Als de Heer daar soms hardhandige methoden voor gebruikt, laten we dan niet de ander die de Heer daarvoor gebruikt de schuld geven. De ‘wachters’ die ons vinden, kunnen allerlei personen zijn. Ook al zijn het personen die, net als de wachters, geen idee hebben van wat ze ons aandoen, dan nog is het belangrijk de hand van de Heer erin te zien. Hij is bezig ons terug te brengen naar een levende verbinding met Hem.

We zien de uitwerking bij de bruid. Ze is niet in verwarring gebracht, maar accepteert de behandeling die ze krijgt. Ze weet dat het haar eigen schuld is. Daar begint de terugkeer. Ze is op een dieptepunt aangekomen en gaat aan de weg omhoog beginnen.

We zien het ook bij Simson. Zijn lange haar – het uiterlijke teken van zijn toewijding aan en afzondering voor God – wordt afgeknipt en weggenomen (Ri 16:17-19). Zijn ogen worden uitgestoken en hij maalt meel in de gevangenis voor de Filistijnen (Ri 16:21). Dieper kon hij niet zinken. Maar dan lezen we dat het haar van zijn hoofd weer begon te groeien (Ri 16:22). Als we oprecht en eerlijk zijn geworden, is dat een nieuw begin. Onze eerste toewijding was goed in het begin, maar geleidelijk werd het een dekmantel, een grendel. Als dat wordt ingezien, is de tijd voor een nieuwe toewijding aangebroken. Dat wil de Heer bij u en mij bewerken.

In profetisch opzicht zal dit het overblijfsel in de eindtijd overkomen van de kant van de antichrist en zijn aanhangers. Die zullen het overblijfsel, de bruid, tuchtigen omdat zij niet met hen meedoet in het volgen van de antichrist. Zij zijn een middel in Gods hand daartoe, zonder dat ze het zelf beseffen.

Na deze vernederende les gaat de bruid niet bij de pakken neerzitten. Ze gaat door met zoeken. De wachters heeft ze niet om hulp gevraagd. Ze heeft geen enkele relatie met hen. Zij hebben haar gevonden en zich ongevraagd met haar beziggehouden. Met “de dochters van Jeruzalem” is dat anders (Hl 5:8). Ze richt zich tot hen met de vraag of ze de bruidegom als ze hem vinden, willen vertellen dat ze ziek is van liefde. Daarmee geeft ze aan hoe sterk ze naar zijn aanwezigheid verlangt. Ze heeft dat een keer eerder gezegd (Hl 2:5), maar daar is ze in de armen van de bruidegom. Hier zegt ze het terwijl ze hem mist en hij haar heeft moeten verlaten door haar eigen schuld.

Ze schaamt zich niet voor haar zwakheid en vraagt om hulp bij haar zoektocht aan hen die niet die intieme betrekking tot de bruidegom hebben (vgl. Hl 6:1). Erkenning van zwakheid neemt niets van onze schoonheid weg, maar dwingt respect af. Als we enige zelfkennis hebben, zijn we ons bewust dat we maar heel zwak zijn in het uitleven van onze voorrechten. We hebben niets aan onszelf te danken, maar alles aan de Heer.

De dochters van Jeruzalem zien aan de bruid een bijzondere schoonheid (Hl 5:9). Ze spreken haar aan met “o, allermooiste onder de vrouwen”. Wij zouden zeggen: ze ziet er niet uit. Ze is immers door de wachters stevig onder handen genomen en gewond geraakt. Dat de dochters van Jeruzalem haar toch zo aanspreken, komt omdat ze vol is van de bruidegom. Dat wordt opgemerkt.

Als wij vol zijn van de Heer Jezus, zullen allerlei dingen in ons leven die anders zouden opvallen naar de achtergrond verdwijnen. We kunnen denken aan dingen die we hebben gedaan waarvoor we ons schamen. Maar als we ze oprecht hebben beleden en we zijn vol van de Heer Jezus, straalt het getuigenis over Hem door alles heen. In plaats van minachting komt dan de vraag wat voor bijzonders er dan wel is aan Hem van Wie ons hart zo vol is, waardoor elke andere liefde in de schaduw wordt gesteld.

Haar antwoord komt in de volgende verzen. Daarin geeft de bruid een beschrijving van de bruidegom. Ze zegt prachtige dingen over hem. Dit gaat verder dan alleen te zeggen wat ze van Hem heeft ontvangen. Ze spreekt over Hemzelf, hoe Hij is. Haar beschrijving van Hem is de geestelijke vrucht van de beproeving die zij heeft ondergaan als gevolg van het verlaten van Hem.

Copyright information for DutKingComments