Zechariah 9:5-6

Inleiding

Het boek neemt vanaf dit hoofdstuk een ander karakter aan. Er worden geen data meer genoemd en er vinden geen nachtgezichten meer plaats. Waarschijnlijk is Zacharia hier niet meer de jonge man van de vorige hoofdstukken, maar een oudere man. Hij heeft het opkomen van het Griekse rijk gezien. Dat noemt hij in dit hoofdstuk (Zc 9:13). Een vermelding daarvan past niet in een van de vorige gedeelten. De profetieën die nu volgen, zijn anders dan die van de vorige hoofdstukken. Hij zegt niets meer over bepaalde omstandigheden of gebeurtenissen van zijn leven en ook niets over de tempelbouw.

Zacharia 1-8 hebben voornamelijk betrekking op de tijd waarin Zacharia leeft, hoewel niet uitsluitend. Het doel ervan is de herbouwers van de tempel te bemoedigen. Israël is nog onder Medisch-Perzische heerschappij. In die hoofdstukken is slechts incidenteel iets over toekomstige gebeurtenissen gezegd, hoewel er wel in toepassingen naar kan worden verwezen.

Zacharia 9-14 handelen bijna uitsluitend over de toekomst. Achttien keer komt in deze hoofdstukken de uitdrukking ‘op die dag’ voor, de stereotype aanduiding voor de eindtijd. Het thema is de komst van de Messias en het oordeel en de zegen die daarmee gepaard gaan.

Zacharia 9-10 gaan over de Griekse heerschappij en Zacharia 11 gaat over de Romeinse heerschappij. Deze drie hoofdstukken vormen een geheel, ingeleid door ‘last’. Zacharia 12-14 gaan over de laatste dagen van Israëls nationale geschiedenis.

Een last voor heidense steden

“Een last” is “het woord van de HEERE” dat de profeet als een last is opgelegd (Zc 9:1). Er ligt de gedachte aan een dreigende voorzegging van naderend oordeel in. In de Zc 9:1-6 gaat het over de steden van heidenvolken. God zal die oordelen. Hij slaat Zijn oog op hen, maar hier niet tot zegen. Deze steden zijn veroverd door Babel en worden op korte termijn opnieuw verwoest. Ze karakteriseren de beginselen van de wereld. Het zijn onderling rivaliserende steden die alle op hun eigen manier invloed willen uitoefenen op het wereldtoneel. De enige stad die in dit hoofdstuk gespaard blijft, is Jeruzalem.

“Het land Chadrach” wordt alleen hier in de Bijbel vermeld. Omdat vervolgens “Damascus” wordt genoemd, is het mogelijk dat Chadrach een andere naam voor Syrië is. De genoemde steden zullen door Alexander de Grote – op hem heeft het bezittelijk voornaamwoord “zijn” in Zc 9:1 betrekking – worden veroverd en verwoest. Dat is gebeurd in 332 v.Chr. Het lijkt erop dat daarmee een eerste vervulling van deze profetie heeft plaatsgevonden.

Het is echter niet Alexander die de wereld regeert, maar God. God bestuurt de wereldgeschiedenis en ziet alle volken (Sp 15:3). Naar wat Hij ziet, handelt Hij. Hij oordeelt of spaart. Als het oordeel komt, zijn Zijn ogen als een vuurvlam (Op 1:14). Hij oordeelt de volken net zo goed als “al de stammen van Israël”.

“Hamath”, dat aan Syrië grenst, zal ook geoordeeld worden (Zc 9:2). In Hamath is een groot aantal beambten uit Judéa door Nebuzaradan gedood, nadat zij als gevangenen uit Jeruzalem zijn weggevoerd (2Kn 25:18-21). Deze koelbloedige moord is niet vergeten.

“Tyrus en Sidon” worden eveneens geoordeeld. De hoog geroemde wijsheid van Tyrus (Ez 28:3) zal de stad niet redden. Ook haar tot een vestingwal opgehoopte rijkdom zal niet baten (Zc 9:3). Ze heeft de vestingwal “voor zichzelf” gebouwd en niet voor God. Daarop vertrouwt ze en niet op God. Wat ze als haar kracht ziet, waarop ze vertrouwt, heeft haar tot een grotere val gebracht.

Met een “zie” wendt de profeet de blikken af van het hoogmoedige Tyrus om die te richten op wat de Heere, Adonai, gaat doen (Zc 9:4). Tyrus zal de macht van God ervaren. “De Heere” zal de stad in bezit nemen. Dat zal Hij doen na zeven maanden belegering door Alexander de Grote, die slechts een middel in Zijn hand is. Alexander heeft de stad, “de vesting in de zee”, in de as gelegd.

Dit handelen van de Heere met Tyrus zal vrees en beving bij de steden van de Filistijnen bewerken (Zc 9:5). Ze hebben het ongelooflijke gezien, de val van Tyrus, wat betekent dat er voor hen ook geen ontkomen aan het oordeel zal zijn (vgl. Js 23:5). “Zien en bevreesd zijn” is in het Hebreeuws een woordspeling, tere en tira. Er worden vier van de vijf bekende steden van de Filistijnen genoemd. De vijfde stad, Gath, wordt niet genoemd, waarschijnlijk omdat die stad alle betekenis heeft verloren.

De bevolking van het Filistijnse Asdod zal worden vervangen door een bastaardvolk (Zc 9:6). Het is de politiek van Alexander om de overwonnen volken met elkaar te vermengen.

Copyright information for DutKingComments