Zephaniah 3:12-20

Het overblijfsel van Israël

Een “ellendig en arm volk” is het overblijfsel waarmee God doorgaat (Zf 3:12). Daarin is niets van de mens en alles van God, wat Hijzelf heeft gewerkt in Zijn soevereiniteit. God verlangt ernaar Zijn eigenschappen te zien weergegeven door Zijn volk. Dat kunnen ze niet in eigen kracht. Toch zal het volk ze laten zien omdat ze zullen vertrouwen “op de Naam van de HEERE”.

Die eigenschappen worden in Zf 3:13 beschreven. Het overblijfsel is vrij van het doen van onrecht en het spreken van bedrog. Als God alles naar Zijn welbehagen heeft bewerkt, is er voor het volk alleen nog maar voedsel in overvloed, “weiden”, rust, “neerliggen”, en veiligheid, “niemand zal [hun] schrik aanjagen” (vgl. Mi 4:4).

Vreugde voor Israël

Met het oog op de toekomstige blijde dag wordt Sion opgeroepen vrolijk te zijn, te zingen en zich te verheugen (Zf 3:14). “De zangtijd is aangebroken” (Hl 2:12). Het hele hart is gericht op de HEERE en Zijn daden ten gunste van hen en kan daarom vol blijdschap zijn.

In Zf 3:15 wordt de reden voor de vreugde van Zf 3:14 gegeven. De oordelen zijn voorbij; elke tegenstander is overwonnen en verdreven en weggevaagd. Het is niet mogelijk dat de vijand weer opstaat en opnieuw zal aanvallen. De garantie daarvoor is dat “de Koning van Israël, de HEERE”, dat is de Heer Jezus, in hun midden is. Waar Hij is en regeert, heeft het kwaad geen schijn van kans zich ooit nog een keer te laten gelden (vgl. Na 1:9).

De HEERE, uw God, is in uw midden

In deze verzen gaan de bemoediging en vertroosting voor een angstig en geplaagd overblijfsel door. De HEERE doet er alles aan om hen gerust te stellen dat het echt en definitief voorbij is met alle vervolging en verdrukking. Ze hoeven niet meer bang te zijn en de moed niet te verliezen (Zf 3:16). Omdat Hij in hun midden is, is daar ook geen reden voor (Zf 3:17). Angst neemt de kracht weg om te dienen. Als de angst weg is, is er weer kracht om te dienen. De HEERE, hun God, is in hun midden als een verlossende Held (vgl. Jr 14:9). Hij is de “sterke God” (Js 10:21).

In de toepassing voor ons mogen we zeggen dat de Heer Jezus – Hij is die sterke God – in het midden is van de vergaderde gemeente, al zijn er ook slechts twee of drie samen (Mt 18:20). Al is het een zwak en gering volk, het zal de samengekomen gelovigen tot vreugde stemmen dat Hij in hun midden is (Jh 20:19-20).

De climax van de vreugde is dat het huwelijkscontract, dat door de ontrouw van het volk is verbroken, weer wordt hersteld (Js 62:5; Js 65:19; Hs 2:19-20). God Zelf zal in mateloze vreugde en verrukking over Zijn volk Israël zwijgen in Zijn liefde voor haar. Wat een zekerheid is dat voor Israël. Hij zal in Zijn liefde zwijgen over al haar vroegere zonden, want die zijn voor eeuwig weggedaan. Zwijgen is niet alleen de afwezigheid van praten. Het is het genot van de aanwezigheid van de geliefde. Het is stil zijn over de ander. Er is volkomen rust over elkaar. God ziet zozeer in vreugde naar Zijn volk, dat de aanwezigheid ervan Hem volkomen voldoening geeft.

De stilte wordt verbroken door Zijn gejuich, waardoor Hij uiting geeft aan Zijn blijdschap over haar. Het is de verrukking van de Bruidegom over Zijn bruid (vgl. Js 62:5b), zoals we dat ook horen in het lied van de Koning van Israël als Hij zegt: “Wat bent u mooi, wat bent u lieflijk, liefste, vol van genot!” (Hl 7:6).

Gods volk verzameld

Er is verdriet geweest omdat de feesten niet konden worden gevierd in het vreemde land waar ze waren (Ps 137:1-4). Dat verdriet zal voorbij zijn, want ze zullen de feesten weer kunnen vieren. De HEERE zal hen verzamelen en samenbrengen bij hen die al in het land zijn. De tien stammen in de verstrooiing en de twee stammen in het land horen bij elkaar. Zij zijn één volk.

Nu drukt de smaad van de gevangenschap in het vreemde land nog op hen. Die smaad zal de HEERE wegnemen door hen terug te brengen in hun eigen land.

Gods volk gemaakt tot lof en tot een naam

De HEERE zal de verdrukkers het kwaad vergelden dat zij Zijn volk hebben aangedaan (Zf 3:19; Js 60:14). De HEERE zal tegen hen optreden. De verdrukkers hadden een gemakkelijke prooi aan Gods volk, want dat ging mank en was verdreven (vgl. Mi 4:6-7). Gods volk had geen kracht in zichzelf omdat ze mank gingen. Ze waren ook krachteloos vanwege het verlies van samenhang omdat ze verdreven waren. De HEERE zal ervoor zorgen dat Zijn volk overal geëerd zal worden waar ze vroeger voorwerpen van bespotting en uitbuiting zijn geweest.

In Zf 3:20 herhaalt de HEERE de belofte van Zf 3:19 met iets andere woorden. Daardoor krijgt de belofte extra nadruk. Dan zal het volk aan het doel beantwoorden dat God ermee voorheeft (Dt 26:19).

Copyright information for DutKingComments