1 Kings 8:41-42

41Zelfs ook aangaande den vreemde, die van Uw volk Israël niet zal zijn, maar uit verren lande om Uws Naams wil komen zal;
 vreemde, Versta, degenen, die van hun afgoderij tot den waren God zouden bekeerd zijn.
,
 Uws Naams Dat is, om den roem en lof, dien Gij hebt, zo van de schepping, onderhouding en regering aller dingen in het algemeen, als van de bezorging, bewaring en verlossing uwer kerk in het bijzonder. Zie vs.42, en 2Ch 6:32.
42( Want zij zullen horen van Uw groten Naam, en van Uw sterke hand, en van Uw uitgestrekten arm) als hij komen en bidden zal in dit huis;
 hand, Dat is, kracht, vermogen, alzo Deu 3:24; Psa 136:12. Zie Num 11:23.
,
 uitgestrekten arm Alzo Psa 136:12; Jer 32:17.
Copyright information for DutSVVA