1 Samuel 11

1Toen toog Nahas, de Ammoniet, op, en belegerde, Jabes in Gilead. En al de mannen van Jabes zeiden tot Nahas: Maak een verbond met ons, zo zullen wij u dienen.
 Jabes in Gilead Zie Jdg 21:8.
2Doch Nahas, de Ammoniet, zeide tot hen: Mits dezen zal ik een verbond met ulieden maken, dat ik u allen het rechteroog uitsteke; en dat ik deze schande op gans Israël legge.
 Mits dezen Hebreeuws, daarin
,
 schande Anders, smaad.
3Toen zeiden tot hem de oudsten Jabes: Laat zeven dagen van ons af, dat wij boden zenden in al de landpalen van Israël; is er dan niemand, die ons verlost, zo zullen wij tot u uitgaan.
 de oudsten van Jabes Dat is, de regeerders der stad Jabes.
,
 Laat zeven dagen van ons af, Dat is, laat ons zeven dagen met vrede.
,
 zullen wij tot u uitgaan Te weten, om ons over te geven in uw handen.
4Als de boden te Gibea-sauls kwamen, zo spraken zij deze woorden voor de oren van het volk. Toen hief al het volk zijn stem op, en weende.
 Gibea-sauls kwamen, Deze stad heette eerst Gibea Benjamins, omdat zij in het erfdeel van den stam Benjamins gelegen was. Zij is alsdan eerst Gibea Sauls genoemd geworden, nadat Saul [die daar geboren was], koning over Israël geworden is.
5En ziet, Saul kwam achter de runderen uit het veld, en Saul zeide: Wat is den volke, dat zij wenen? Toen vertelden zij hem de woorden der mannen van Jabes.
 Saul kwam achter de runderen uit het veld, Want toen hij van Samuël in het heimelijk tot een koning gezalfd en van het merendeel des volks aangenomen was, zo heeft hij dat ambt nog niet openlijk begonnen te bedienen, en daarom voerde hij nog geen koninklijken staat, maar hij leefde als een particulier en gemeen man, totdat hij openlijk van al het volk ingehuldigd was.
6Toen werd de Geest Gods vaardig over Saul, als hij deze woorden hoorde; en zijn toorn ontstak zeer.
 Toen werd de Geest Gods vaardig over Saul, Dat is, van stonde aan heeft God door de kracht zijns Geestes Saul gegeven de gaven, sterkte en kloekmoedigheid om zich tegen de Ammonieten te stellen.
,
 zijn toorn ontstak zeer Te weten, tegen Nahas, omdat hij zulke schandelijke conditiën van het verdrag den inwoners van Jabes had voorgeschreven.
7En hij nam een paar runderen, en hieuw ze in stukken, en hij zond ze in alle landpalen van Israël door de hand der boden, zeggende: Die niet zelf uittrekt achter Saul en achter Samuël, alzo zal men zijn runderen doen. Toen viel de vreze des Heeren op het volk, en zij gingen uit als een enig man.
 zond ze in alle landpalen van Israël Te weten, de stukken der ossen, opdat de Israëlieten die ziende, gedenken zouden, wat schade hun zou overkomen, zo zij weigerden Saul in dezen tocht te volgen.
,
 boden, Hetzij van de boden der Jabesieten, of anderen, die hij daartoe verkoren had.
,
 Samuël, Samuël wordt hier bijgevoegd, omdat hij als richter en profeet mede is getogen, om dit ontzet te doen, gelijk blijkt vs.12; inzonderheid dewijl Saul in het rijk nog niet openlijk bevestigd was.
,
 de vreze des HEEREN op het volk, Dat is, een vrees, die de Heere hun aanjoeg.
8En hij telde hen te Bezek; en van de kinderen Israëls waren driehonderd duizend, en van de mannen van Juda dertig duizend.
 telde hen Of, monsterde hen
,
 te Bezek; Dat is, in de landpale omtrent de stad Bezek, van welke gesproken wordt Jdg 1:5.
9Toen zeiden zij tot de boden, die gekomen waren: Aldus zult gijlieden den mannen te Jabes in Gilead zeggen: Morgen zal u verlossing geschieden, als de zon heet worden zal. Als de boden kwamen, en verkondigden dat aan de mannen te Jabes, zo werden zij verblijd.
 zij tot de boden, Te weten, Samuël en Saul.
10En de mannen van Jabes zeiden: Morgen zullen wij tot ulieden uitgaan, en gij zult ons doen naar alles, wat goed is in uw ogen.
 zeiden Te weten, tot de Ammonieten, die hen belegerden.
,
 Morgen zullen wij tot ulieden uitgaan, Welverstaande, zo er geen ontzet komt; zie vs.3. Zij verzwijgen het ontzet, dat hun toegezegd was, opdat de vijand op zijn hoede niet zijn zou, maar onvoorziens verrast en overvallen mocht worden.
11Het geschiedde nu des anderen daags, dat Saul het volk stelde in drie hopen, en zij kwamen in het midden des legers, in de morgenwake, en zij sloegen Ammon, totdat de dag heet werd; en het geschiedde, dat de overigen alzo verstrooid werden, dat er onder hen geen twee te zamen bleven.
 des anderen daags, Het schijnt dat dit geschied is des anderen daags, nadat de boden van Jabes vertrokken waren naar de stad; en het was den achtsten dag na de belofte van de stad over te geven, zo zij in zeven dagen niet ontzet werden.
,
 hopen, Hebreeuws, hoofden. Alzo ook Jdg 7:16, Jdg 7:20.
,
 des legers, Te weten, der Ammonieten.
,
 de morgenwake, Te weten, wanneer men pleegt van de wacht af te trekken.
12Toen zeide het volk tot Samuël: Wie is hij, die zeide: Zou Saul over ons regeren? Geeft hier die mannen, dat wij hen doden. 13Maar Saul zeide: Er zal te dezen dage geen man gedood worden, want de Heere heeft heden een verlossing in Israël gedaan.
 Er zal te dezen dage Zie dergelijk exempel 2Sa 19:22.
14Verder zeide Samuël tot het volk: Komt en laat ons naar Gilgal gaan, en het koninkrijk aldaar vernieuwen.
 zeide Samuël tot het volk Te weten, in het leger bij Jabes, nadat zij de Ammonieten geslagen en alzo Jabes ontzet hadden.
,
 het koninkrijk aldaar vernieuwen Dat is, Saul aldaar in het koninkrijk bevestigen. Er waren daar enigen, die Saul niet hadden willen aannemen tot hun koning, 1Sa 10:27. Samuël twijfelde niet of de kwaadwilligen zouden hem nu wel aannemen, dewijl zij zijn dapperheid in den strijd gezien hadden, en de anderen hen hadden willen doden, maar Saul had zulks verhinderd.
15Toen ging al het volk naar Gilgal, en maakte Saul aldaar koning voor het aangezicht des Heeren te Gilgal; en zij offerden aldaar dankofferen voor het aangezicht des Heeren; en Saul verheugde zich aldaar gans zeer, met al de mannen van Israël.
 voor het aangezicht des HEEREN te Gilgal; Zie boven, 1Sa 10:17, en onder, 1Sa 14:18.
Copyright information for DutSVVA