1 Samuel 5:2-5

2En de Filistijnen namen de ark Gods, en zij brachten ze in het huis van Dagon, en stelden ze bij Dagon.
 in het huis van Dagon, Dat is, in den tempel van den afgod Dagon; zie Jdg 16:23. Dit deden de Filistijnen tot een teken van victorie, die zij meenden door de hulp van dezen hun god verkregen te hebben.
3Maar als die van Asdod des anderen daags vroeg opstonden, ziet, zo was Dagon op zijn aangezicht ter aarde gevallen voor de ark des Heeren. En zij namen Dagon en zetten hem weder op zijn plaats. 4Toen zij nu des anderen daags des morgens vroeg opstonden, ziet, Dagon lag op zijn aangezicht ter aarde gevallen voor de ark des Heeren; maar het hoofd van Dagon, en de beide palmen zijner handen afgehouwen, aan den dorpel; alleenlijk was Dagon daarop overgebleven.
 Dagon daarop overgebleven Dat is, de romp, waar het hoofd met de handen af waren.
5Daarom treden de priesters van Dagon, en allen, die in het huis van Dagon komen, niet op den dorpel van Dagon te Asdod, tot op dezen dag.
 Daarom treden Waarom traden zij niet op den dorpel? Het schijnt dat zij hem heilig hebben geacht, omdat Dagon er op gelegen had.
,
 niet op den dorpel Dat is, op den dorpel van den tempel van Dagon; alzo staat er: De sleutel Davids? dat is, van het huis Davids.
Copyright information for DutSVVA