1 Samuel 16

1Toen zeide de Heere tot Samuël: Hoe lang draagt gij leed om Saul, dien Ik toch verworpen heb, dat hij geen koning zij over Israël? Vul uw hoorn met olie, en ga heen; Ik zal u zenden tot Isaï, den Bethlehemiet; want Ik heb Mij een koning onder zijn zonen uitgezien.
 Vul uw hoorn met olie, Zie boven, 1Sa 10:1.
2Maar Samuël zeide: Hoe zou ik heengaan? Saul zal het toch horen en mij doden. Toen zeide de Heere: Neem een kalf van de runderen met u, en zeg: Ik ben gekomen, om den Heere offerande te doen.
 Hoe zou ik heengaan? Samuël is hier bevangen geweest met menselijke vrees, en uit bekommernis vraagt hij den Heere raad, hoe hij zijn bevel bekwamelijk mocht in het werk stellen en het ogenschijnlijk perijkel ontgaan.
,
 horen en mij doden Dat is, vernemen, gewaarworden.
,
 met u, en zeg Hebreeuws, in uw hand. Hij wil zeggen: Heb een kalf vaardig, of bij de hand.
,
 offerande te doen Hebreeuws, te slachten; te weten, een dankoffer.
3En gij zult Isaï ten offer nodigen, en Ik zal u te kennen geven, wat gij doen zult, en gij zult Mij zalven, dien Ik u zeggen zal.
 ten offer Of, tot den maaltijd, die gehouden werd na de gedane offerande, van dat vlees hetwelk God geofferd was. En hieruit blijkt dat dit niet geschied is ten huize van Isaï, want niemand wordt ter maaltijd in zijn eigen huis genodigd.
,
 nodigen, Hebreeuws, roepen.
4Samuël nu deed, hetgeen de Heere gesproken had, en hij kwam te Bethlehem. Toen kwamen de oudsten der stad bevende hem tegemoet, en zeiden: Is uw komst met vrede?
 kwamen de oudsten der stad Hebreeuws, beefden hem tegemoet. Vergelijk boven, 1Sa 13:7; onder, 1Sa 21:1; Hos 11:10.
,
 zeiden Hebreeuws, zeide; te weten, een uit aller naam.
,
 Is uw komst met vrede? Hebreeuws, is uw komen vrede? Zij dachten misschien dat Samuël voor Saul vluchtte, vermoedelijk gehoord hebbende dat Saul op hem vertoornd was, omdat hij hem had aangezegd dat God hem van het koninkrijk verstoten had; of misschien waren zij bezorgd dat zij een grote zonde begaan hadden, welke de profeet hun kwam openbaren, en om hun de straf Gods daarover te verkondigen.
5Hij dan zeide: Met vrede; ik ben gekomen om den Heere offerande te doen; heiligt u, en komt met mij ten offer; en hij heiligde Isaï en zijn zonen, en hij nodigde hen ten offer.
 heiligt u, Dat is, bereidt en schikt u daartoe, gelijk dat betaamt. Zie Exo 19:10, Exo 19:14-15.
,
 hij heiligde Isaï en zijn zonen, Dat is, hij beval niet alleen Isaï, maar ook zijn zonen, dat zij zich zouden heiligen. Zonder twijfel heeft Samuël Isaï tegelijk geopenbaard dat hij van God gezonden was, om een van zijn zonen tot koning in Sauls plaats te zalven, gelijk blijkt uit de naastvolgende verzen.
6En het geschiedde, toen zij inkwamen, zo zag hij Eliab aan, en dacht: Zekerlijk, is deze voor den Heere, Zijn gezalfde.
 zij inkwamen, Te weten, de zonen van Isaï, die de een voor de ander na in zekere kamer kwamen.
,
 Eliab aan, Anders, Elihu genoemd, 1Ch 27:18.
,
 dacht Hebreeuws, zeide; te weten, in zijn hart doch niet door ingeving Gods. Samuël, zijn schoonheid en grootte aanziende, heeft gemeend dat dit de rechte man was, dien de Heere verkoren had.
,
 Zekerlijk, Dat is, hij is de man, dien ik tot koning zalven moet; maar hij heef hierin gemist, gelijk Nathan, 2Sa 7:3, sprekende naar zijn eigen gevoelen.
7Doch de Heere zeide tot Samuël: Zie zijn gestalte niet aan, noch de hoogte zijner statuur, want Ik heb hem verworpen; want het is niet gelijk de mens ziet; want de mens ziet aan, wat voor ogen is, maar de Heere ziet het hart aan.
 zeide tot Samuël Te weten, heimelijker wijze, gelijk onder, vs.12, en boven, 1Sa 9:17.
,
 verworpen; Dat is, niet verkoren tot koning, en alzo vs.8,9, enz., want van de verkiezing ter zaligheid wordt hier niet gesproken.
8Toen riep Isaï, Abinadab, en hij deed hem voorbij het aangezicht van Samuël gaan; doch hij zeide: Dezen heeft de Heere ook niet verkoren.
 hij zeide Te weten, Samuël.
,
 niet verkoren Te weten, tot de koninklijke waardigheid.
9Daarna liet Isaï Samma voorbijgaan; doch hij zeide: Dezen heeft de Heere ook niet verkoren.
 Samma voorbijgaan; Anders genoemd Simea, 2Sa 13:3, en 1Ch 2:13.
10Alzo liet Isaï zijn zeven zonen voorbij het aangezicht van Samuël gaan; doch Samuël zeide tot Isaï: De Heere heeft dezen niet verkoren.
 zeven zonen Vergelijk 1Ch 2:13-14.
11Voorts zeide Samuël tot Isaï: Zijn dit al de jongelingen? En hij zeide: De kleinste is nog overig, en zie, hij weidt de schapen. Samuël nu zeide tot Isaï: Zend heen en laat hem halen; want wij zullen niet rondom aanzitten, totdat hij hier zal gekomen zijn.
 Zijn dit al de jongelingen? Hebreeuws, zijn de jongelingen geëindigd?
,
 rondom aanzitten, Hebreeuws, omsingelen, omwenden, omkeren.
12Toen zond hij heen, en bracht hem in; hij nu was roodachtig, mitsgaders schoon van ogen en schoon van aanzien; en de Heere zeide: Sta op, zalf hem, want deze is het.
 HEERE zeide Te weten, door een heimelijke en inwendige ingeving des Heiligen Geestes.
13Toen nam Samuël den oliehoorn, en hij zalfde hem in het midden zijner broederen. En de Geest des Heeren werd vaardig over David van dien dag af en voortaan. Daarna stond Samuël op, en hij ging naar Rama.
 hij zalfde hem Te weten, nadat hij zijn vader, hem en allen, die daar tegenwoordig waren, den wil des Heeren hiervan had te kennen gegeven.
,
 de Geest des HEEREN werd vaardig over David Zie dergelijk exempel Jdg 13:25, en 1Sa 11:6.
14En de Geest des Heeren week van Saul; en een boze geest van den Heere verschrikte hem.
 een boze geest van den HEERE Dit was een dolheid of beroering van zinnen, welke de Satan in Saul verwekte, door Gods toelating en regering, waarmede Hij Saul rechtvaardiglijk strafte.
,
 verschrikte hem Of, beroerde hem, maakte hem ongerust.
15Toen zeiden Sauls knechten tot hem: Zie toch, een boze geest Gods verschrikt u.
 Gods verschrikt u Van God gezonden om zijn rechtvaardig oordeel uit te voeren.
16Onze heer zegge toch tot uw knechten, die voor uw aangezicht staan, dat zij een man zoeken, die op de harp spelen kan; en het zal geschieden, als de boze geest Gods op u is, dat hij met zijn hand spele, dat het beter met u worde.
 tot uw knechten, Dat is, ons.
,
 die voor uw aangezicht staan, Dat is, die tot uw dienst vaardig en bereid staan.
,
 harp spelen kan; Zie Gen 4:21.
,
 de boze geest Gods op u is, Zie vs.15.
,
 dat het beter met u worde Dat is, opdat uw hart en gemoed tot rust en stilte kome, de melancholie door de muziek verdreven of geminderd zijnde.
17Toen zeide Saul tot zijn knechten: Ziet mij toch naar een man uit, die wel spelen kan, en brengt hem tot mij. 18Toen antwoordde een van de jongelingen, en zeide: Zie, ik heb gezien een zoon van Isaï, den Bethlehemiet, die spelen kan en hij is een dapper held, en een krijgsman, en verstandig in zaken, en een schoon man, en de Heere is met hem.
 zaken, Of, woorden. Anders, een welsprekend man
,
 de HEERE is met hem Dat is, hij is gezegend of gelukkig in al zijn aanslagen.
19Saul nu zond boden tot Isaï, en zeide: Zend uw zoon David tot mij, die bij de schapen is. 20Toen nam Isaï een ezel met brood, en een lederen zak met wijn, en een geitenbokje; en hij zond ze door de hand van zijn zoon David aan Saul.
 een ezel met brood, Hebreeuws, een ezel des broods; dat is, een ezel met brood beladen.
21Alzo kwam David tot Saul, en hij stond voor zijn aangezicht; en hij beminde hem zeer, en hij werd zijn wapendrager.
 hij stond voor zijn aangezicht; Dat is, hij bleef aan het hof in den dienst des konings. Alzo werd ook het woord staan genomen vs.22. Zie de aantekeningen Deu 1:38.
22Daarna zond Saul tot Isaï, om te zeggen: Laat toch David voor mijn aangezicht staan, want hij heeft genade in mijn ogen gevonden.
 staan, Gelijk vs.21.
,
 hij heeft genade in mijn ogen gevonden Zie de aantekeningen Gen 18:3.
23En het geschiedde, als de geest Gods over Saul was, zo nam David de harp, en hij speelde met zijn hand; dat was voor Saul een verademing, en het werd beter met hem, en de boze geest week van hem.
 geest Gods over Saul was, Versta, dien bozen geest, waarvan vs.14,15 gesproken is.
,
 dat was voor Saul een verademing, Dat is, die verschrikkingen en kwellingen des bozen geestes hielden op als David speelde. God heeft door zijn voorzienigheid deze zaak alzo geregeerd en beschikt, opdat David in het hof des konings zou opgetrokken worden, om hem alzo de baan te openen en den weg te bereiden tot het koninkrijk, waartoe Hij hem verkoren en alrede gezalfd had.
Copyright information for DutSVVA