2 Kings 19:23

23Door middel uwer boden hebt gij den Heere gehoond, en gezegd: Ik heb met de menigte mijner wagenen beklommen de hoogten der bergen, de zijden van den Libanon; en ik zal zijn hoge cederbomen, en zijn uitgelezen dennebomen afhouwen; en zal komen in zijn uiterste herberg, in het woud zijns schonen velds.
 Door middel Hebreeuws, door de hand.
,
 uwer boden Namelijk, Tartan, Rabsaris en Rabsake; boven, 2Ki 18:17.
,
 Libanon; Zie van dit gebergte 1Ki 4:33.
,
 hoge cederbomen, Hebreeuws, de hoogte zijner cederbomen, en de keur zijnen dennebomen. Sommigen verstaan hiermede de schone en sterke steden van Juda, die de koning van Assyrië ingenomen had; boven, 2Ki 18:13.
,
 zijn uiterste herberg, Hebreeuws, de herberg van zijn einde, of uiterste. Versta, al de plaatsen van Judea, in wat uiterste einden of hoeken des lands dezelve zouden mogen gelegen zijn. De zin is dat de koning van Assyrië voorgenomen had geen plaats vrij te laten, maar het gehele land af te lopen, in te nemen en te verwoesten.
,
 schonen velds Anders, Karmels. De naam van een aangenaam en vruchtbaar gebergte, gelegen in den stam van Issaschar, van hetwelk zie 1Ki 18:19; het woord schijnt hier genomen te worden voor een schone, lieflijke en vruchtbare plaats. Alzo Isa 10:18; Jer 2:7, en Jer 4:26, enz.
Copyright information for DutSVVA