2 Peter 1:13-14

13En ik acht het recht te zijn, zolang ik in dezen tabernakel ben, dat ik u opwekke door vermaning;
 recht te zijn, Dat is, mijn ambt en uwe zaligheid dat te vereisen.
,
 in deze tabernakel ben, Dat is, in het leven ben, in hetwelk mijn ziel in dit lichaam woont als in een tabernakel, welke haast gebroken zal worden, en waaruit ik haast zal verhuizen. Zie 2Co 5:1.
,
 opwekke door vermaning; Dit zegt de apostel, omdat de gelovigen dikwijls traag en slaperig zijn in het betrachten van hun schuldigen plicht, en van node hebben dikwijls door vermaningen daaruit gelijk als opgewekt te worden. Grieks in indachtigmaking.
14Alzo ik weet, dat de aflegging mijns tabernakels haast zijn zal, gelijkerwijs ook onze Heere Jezus Christus mij heeft geopenbaard.
 de aflegging mijns Dat is, mijn dood en afsterven. Zie vs.13.
,
 haast zijn zal, Grieks haastig is.
,
 mij heeft geopenbaard De apostel ziet òf op de openbaring, die hem de Heere Jezus gedaan heeft van de wijze van zijn dood, Joh 21:18-19, òf op een andere openbaring, die hem daarna van den tijd gedaan is door den Heere, die niet is beschreven.
Copyright information for DutSVVA