2 Samuel 12:29-31

29Toen verzamelde David al dat volk, en toog naar Rabba; en hij krijgde tegen haar, en nam ze in.
 dat volk, Het overige volk, gelijk in vs.28 gezegd is.
30En hij nam de kroon haars konings van zijn hoofd af, welker gewicht was een talent gouds, met edelgesteente, en zij werd op Davids hoofd gezet; ook voerde hij uit een zeer groten roof der stad.
 gewicht was Anders, prijs, of, waardij
,
 talent gouds, Zie Exo 25:39. Een burgerlijk talent gouds zou bedragen twee en zestig pond en een half, het pond van twaalf onsen, hetwelk is zes en veertig ponden [elk pond van zestien onsen] en veertien onsen.
31Het volk nu, dat daarin was, voerde hij uit, en leide het onder zagen, en onder ijzeren dorswagens, en onder ijzeren bijlen, en deed hen door den ticheloven doorgaan; en alzo deed hij aan alle steden der kinderen Ammons. Daarna keerde David, en al het volk, weder naar Jeruzalem.
 volk nu, Versta, zovel van hen, als tot voorbeeldige straf nodig was. Onder, 2Sa 17:27, wordt verhaald van enen Sobi, die sommigen menen dat de zoon des konings van Rabba was, en niet alleen in het leven behouden, maar ook van David in zijns broeders Hanums plaats koning gemaakt is.
,
 legde het Deze harde straffen, in de oosterse landen [zo men meent] gebruikelijk, heeft David den Ammonieten aangedaan, omdat zij zijn vriendelijke intentie en daad zo bitterlijk misduid, en zijn gezanten, tegen alle volkenrecht, zo schandelijk behandeld hadden; zie boven, 2Sa 10:2-4, en daarenboven gruwelijke afgodendienaars, lasteraars en vijanden van God en zijn volk waren, die zonder twijfel zulke soorten van doden het volk Gods tirannelijk hadden aangedaan. Vergelijk boven 2Sa 8:2; Amo 1:3, en Heb 11:37, en zie van de getakte dorswagens Deu 25:4.
,
 zagen, Dat is, hij liet hen doorzagen, met ijzeren getakte dorswagens [gelijk koren] verpletteren, met bijlen doorhouwen en in tichelovens verbranden.
,
 ticheloven doorgaan; Anders, door den oven van Malchen, [dat is, Moloch ] welken afgod zij hun kinderen gewoon waren te offeren, latende die passeren door het vuur. Zie 2Ki 16:3, en 2Ki 23:10; idem Lev 18:21, en Lev 20:2, enz.
Copyright information for DutSVVA