Acts 17:29-31

29Wij dan, zijnde Gods geslacht, moeten niet menen, dat de Godheid goud, of zilver, of steen gelijk zij, welke door mensenkunst en bedenking gesneden zijn.
 de Godheid Of, het goddelijke wezen.
,
 mensenkunst Grieks snijding, of gravering der kunst; dat is, dat door de kunst der mensen gesneden of gegraveerd is, gelijk de beelden en afgoden der heidenen waren.
30 God dan, de tijden der onwetendheid overzien hebbende, verkondigt nu allen mensen alom, dat zij zich bekeren.
 onwetendheid Namelijk als zij den waren God niet kenden.
,
 overzien hebbende, Namelijk als met oogluiking.
31Daarom dat Hij een dag gesteld heeft, op welken Hij den aardbodem rechtvaardiglijk zal oordelen, door een Man, Dien Hij daartoe geordineerd heeft, verzekering daarvan doende aan allen, dewijl Hij Hem uit de doden opgewekt heeft.
 den aardbodem Dat is, alle mensen, die op den aardbodem geleefd hebben, en nog zullen leven.
,
 rechtvaardiglijk Grieks in gerechtigheid.
,
 een Man, Namelijk Jezus Christus.
,
 verzekering Grieks geloof.
Copyright information for DutSVVA