Amos 6:10
10En de naaste vriend zal een iegelijk van die opnemen, of die hem verbrandt, om de beenderen uit het huis uit te brengen, en zal zeggen tot dien, die binnen de zijden van het huis is: Zijn er nog meer bij u? En hij zal zeggen: Niemand. Dan zal hij zeggen: Zwijg! want zij waren niet om des Heeren Naam te vermelden. ▼▼ de naaste vriend Of, neef, bloedverwant, vriend; naar het gebruikt van het Hebr. woord.
,
▼▼ een iegelijk van die opnemen, Hebr. hem; dat is, een voorzeide verstorvene, de een na den ander.
,
▼
,
▼
,
▼▼ binnen de zijden van het huis is Hebr. in; de zin is, in het binneste van het huis.
,
▼▼ meer bij u? Doden in het huis?
,
▼▼ Niemand Of, het einde [is er]; dat is, zij zijn nu altemaal weg, daar is geen meer behouden.
,
▼
,
▼▼ zij waren niet om des HEEREN Naam te vermelden De verstorvenen. Anders: des HEEREN naam is niet te vermelden, of men moet dien niet vermelden. Waarmede te kenne zou gegeven worden de uiterste goddeloosheid dezer mensen, als die op het zwaarste geplaagd zijnde, evenwel niet zouden mogen lijden dat men des Heeren gedacht. Sommigen verstaan het van de algemene gewoonte van rouwklagen, of klaagliederen te gebruiken over de doden, in welke de naam des Heeren mocht gedacht worden. Verg. Amo 8:3 .
Copyright information for
DutSVVA